top of page

Zoekresultaat

18 items gevonden voor ""

  • PANDEMONIUM | Patrick Website

    PANDEMONIUM PANDEMONIUM is een collectie beeldverhalen, voorgelezen door Patrick Bassant en gemonteerd, gemixt en van geestrijk beeld voorzien door Harold Pflug. Eens per maand wordt een nieuwe video toegevoegd. De meeste verhalen werden sinds 2000 gepubliceerd in literaire tijdschriften, hoofdzakelijk in DW B , maar zijn nu bijna niet te vinden. Door ze te bewerken tot beeldverhaal, worden ze opnieuw toegankelijk gemaakt. Het is een bonte stoet van monsters uit de gothic traditie en meer eigentijds geteisem. De vampier als televisiepresentator, de huurmoordenaar, weerwolven, bokkenrijders, zelfmoordterroristen, duivelsaanbidders, complotdenkers, cliniclowns, opstandige generaals, en The Whistleman. Een angstaanjagend zooitje, maar Bassant schrijft altijd lucide en met humor. Hij legt verbanden met de beeldende kunst, de geschiedenis, de muziek en de wereld van alledag. Het eerste verhaal, 'Stap ook in mijn waarheid', werd alvast geweigerd door YouTube. Dit verhaal, eigenlijk een soort theatermonoloog van een ouderwetse complotdenker, zou volgens de robotten van YouTube bedreigend, intimiderend en cyberpesterig zijn. Benieuwd wat dat voor de overige verhalen belooft! Pandemonium 1: Stap ook in mijn waarheid "Wat complotdenken mij altijd heeft gebracht, als ik een beetje voor de vuist weg zit te filosoferen, is een soort troost. Je zet een model van de wereld op dat je nog kan begrijpen, dat past binnen de kaders van je voorstellingsvermogen. Je zoekt verklaringen voor verschijnselen, je zoekt troost in een constructie. Wat je eigenlijk, diep van binnen, doet, is de willekeur uitschakelen. Er zit een bedoeling achter. Toeval bestaat niet. Ik geloof wel dat er ‘iets’ is." ​ PANDEMONIUM, het nieuwe videoproject van Patrick Bassant, trapt af met 'Stap ook in mijn waarheid', een theatermonoloog van een ouderwetse complotdenker die zich probeert te verhouden tot de nieuwe generatie. Over QAnon en Trump, pizzeria's en 5G-masten, over rappers, vliegtuigspotters en influencers, over MSM en WWG1WGA, over reptielen en joggers, over wake up en make up, over save the children en geurkaarsen, en wat er verder nog over onze platte aarde schuimt. ​ Tekst en voordracht: Patrick Bassant Beeld en montage: Harold Pflug Pandemonium 2: Todesangst / Ejaculation / Jazz "Mijnheer Turner pakte haar hand en leidde haar naar de aangrenzende slaapkamer. Deze ruimte was verduisterd, maar er brandden tientallen olielampen, de schaduwen dansten over het plafond. Op het executive size bed was met zilverzand een pentagram gestrooid, de lucht was bedwelmend. Bonnie Starbuck probeerde haar aanvankelijke schrik te onderdrukken. Ze meende vleermuizen te zien fladderen, maar zo'n soort hotel was het niet. Ze ademde diep in, nieuwsgierig; er is tenslotte niets geilers dan afwijken van de norm. En Mijnheer Turner was een gul mens." PANDEMONIUM, het nieuwe videoproject van Patrick Bassant, vervolgt met het verhaal 'Todesangst / Ejaculation / Jazz', dat geschreven is bij het werk van kunstenares AMVK, Anne-Mie Van Kerckhoven. Over Enochiaanse sleutels, aerobics, satan, geweld en champagne, call girls en bloederige kussen. Het zou opwindend kunnen zijn, als het niet zo naar zwavel rook... ​ Tekst en voordracht: Patrick Bassant. Beeld en montage: Harold Pflug: Beeld: AMVK Pandemonium 3: Toussaint Louverture "Bij zijn arrestatie verweerde Toussaint Louverture zich met alle rechten die hij als Frans generaal had. Zo was hij woest toen hem een hoorzitting voor de krijgsraad geweigerd werd. De witte Napoleon sprak dertien jaar later, in een vergelijkbare positie beland, vanaf Sint-Helena misschien wel dezelfde woorden als de zwarte: ‘Ik ben veroordeeld zonder hoorzitting en zonder proces. Dit getuigt van minachting voor alle goddelijke en menselijke wetten.’ ... Dat de geschiedenis voor de witte en de zwarte een gelijk lot in petto had, was iets dat ze allebei onrechtvaardig zouden hebben gevonden." PANDEMONIUM , het nieuwe videoproject van Patrick Bassant, vervolgt met deel drie, over Toussaint Louverture, een van de leiders van de slavenopstand op Haïti en generaal in het postrevolutionaire Franse leger. Zijn bijnaam was de Zwarte Napoleon. Aanleiding voor het verhaal was de tentoonstelling van Marlene Dumas in het Stedelijk Museum Amsterdam. Over The Swans, portretkunst, racisme en revolutie, de witte en de zwarte Napoleon, een tochtig kasteel in de Jura en een opstand die leidde tot de afschaffing van de slavernij op Saint-Domingue/Santo Domingo/Haïti Tekst en voordracht: Patrick Bassant Beeld en montage: Harold Pflug Pandemonium 4: L'Osservatore Romano “Rome is af. De stad wordt onderhouden, gerepareerd, maar niet vernieuwd. In het centrum worden geen nieuwe beeldbepalende gebouwen opgetrokken, gedeeltelijk omdat er geen oude gesloopt worden en gedeeltelijk omdat hoogbouw verboden is. … Rome koestert de grandeur van 2500 jaar geschiedenis, ten koste van eventuele meer recente gratie. Rome is tevreden met zichzelf. … Waarschijnlijk de laatste die een poging heeft gedaan om Rome een meer modern uiterlijk te geven, is Benito Mussolini. Toch heeft ook hij het niet aangedurfd om het centrum van de stad te schenden. Waarom zou hij ook? De glorie van het Italiaanse volk berust voor een groot deel op historie. Dat die glorietijd nog voortduurde, wilde hij laten zien aan de randen van de stad, zoals het Romeinse leger ook altijd expansie zocht.” PANDEMONIUM , het nieuwe videoproject van Patrick Bassant, vervolgt met deel vier, over de wijk EUR in Rome, bedacht voor de wereldtentoonstelling van 1942. Het is het verslag van een stadswandeling uit 2005, in de stijl van bijvoorbeeld Ian Sinclair. Over een Pimp-my-ride-Fiat-500, brutalistische architectuur, triomfbogen, het Vierkante Colosseum en geestelijken met een fax. Tekst en voordracht: Patrick Bassant. Beeld en montage: Harold Pflug. Foto’s: Patrick Bassant en Bert de Muynck Pandemonium 5: De Mangoeste mist de deadline “Alles geloofwaardig kunnen ontkennen. Altijd. Wij weten van niks en als wij toch wat weten, dan hebben wij er niets mee te maken gehad. Dat zijn later befaamde known unknowns geworden. … We liepen klokslag negen uur het restaurant binnen, in tenue de ville. Het was druk binnen, precies het soort geroezemoes dat interfereert met een richtmicrofoon. Er zat een man alleen aan een tafel. Hij droeg een hoornen bril en rookte met sierlijke, wat wufte gebaren een filterloze sigaret. Het script gaat met ons op de loop. Zurich 1961, regenjassen, kruitdampen, het vermoeden van hoogverraad. Breedgeschouderde mannen aan tafeltjes verderop, opvallend nonchalant. De actielijnen waren uitgezet. Mangoeste kreeg de opdracht. En wij zouden alles ontkennen. Maak hem af. Hoe moeilijk kan het zijn?” PANDEMONIUM , het nieuwe videoproject van Patrick Bassant, vervolgt met deel vijf, over de honderden mislukte moordaanslagen die de CIA in de loop der jaren pleegde op Fidel Castro . De sfeer van spionnen in de jaren zestig, de inventieve huurmoordenaar Mangoeste en zijn ontslagbrief. Over de klapsigaren, thalliumzout, Adidasjasjes, storytelling, de Oeverloze Eilandheerser en radioactieve ratten. Schrijnend en hilarisch. Tekst en voordracht: Patrick Bassant. Beeld en montage: Harold Pflug. Pandemonium 6: Steppewolf "In de stad word je niet snel definitief uitgeschakeld. De mensen daar schrikken op het laatste moment terug en durven niet hun duim tot diep in je oogkas te boren. Ze slaan hard en roepen dan dat het ‘de laatste waarschuwing’ is. ​ Belachelijk! Geen beest geeft laatste waarschuwingen . Een beest wil bloed zien of verdedigt zichzelf. Zo’n beest was ik. ​ In de week voor mijn afscheid van de school heb ik vier jongens ontmoet. Ze vielen me aan, scholden me uit voor zigeuner en wilden mijn broek uittrekken. Wilden de slagtanden uit mijn bek slaan, het schapenvet uit mijn kleding ranselen, het zaad uit mijn kloten. Ik verdedigde mijzelf. Ik was een everzwijn." ​ ​ PANDEMONIUM , het nieuwe videoproject van Patrick Bassant, vervolgt met deel zes, over een herdersjongen in de stad. Traditie en vooruitgang, samenleven en overleven, schapen en ander gedierte, het loopt uit op een fiasco. ​ Tekst en voordracht: Patrick Bassant. Beeld en montage: Harold Pflug. Pandemonium 7: Gloryfox “En toch is er iets merkwaardigs. De vos heeft de overstap naar de stad gemaakt zonder omtrekkende bewegingen. Althans, dat denk ik. Er gaapt een kloof tussen de vos als bosbeest, als sprookjesfiguur, als uitdager van koning Nobel enerzijds, en anderzijds het doodgemoedereerd door de stad sjokken. Misschien dat stadsecologen al jaren roepen dat de vos nadert, maar dat kan zich probleemloos buiten mij om afspelen. Stadsecologen houden zich met meer dingen bezig die mij ontgaan. Of stadsecologen ontgaan mij, eigenlijk . Ik lette niet op. Ik heb het niet gezien. En dan opeens.” PANDEMONIUM , het nieuwe videoproject van Patrick Bassant, vervolgt met deel zeven, over een vos in de stad. Het verhaal werd geschreven bij het indrukwekkende schilderwerk van Robert Devriendt . Werk van hem (veelal uit Between the paintings 2008) is met zijn toestemming verwerkt in de video. Suggestie en precisie in miniatuur. En met een cameo van de Blade Runner. Tekst en voordracht: Patrick Bassant. Beeld: Robert Devriendt. Beeld en montage: Harold Pflug. Pandemonium 8: Dag en nacht "Eén verdieping lager schuiven de liftdeuren open. Een wachtkamer gevuld met weekendleed, vol ongeduld, vergiftigingen, vage kwetsuren en blauwe plekken. Gekerm, geagiteerde telefoongesprekken en bange, boze blikken. Ik hoor hier niet, schiet het door me heen. Rot op met je etterende stomp en je bloedhoest. Ik mankeer niets, ik wil alleen naar buiten. En vlug ook ." 'Dag en nacht' vertelt het bevreemdende verhaal van een intense periode van ziekenhuisbezoeken, dwalen door verlaten gangen, pogingen grip te krijgen op de merkwaardige constructie van een mini-stad en grip op je eigen leven als je kind ziek wordt. ‘Dag en nacht’ verscheen in: DW B jrg 155, 2010 nr 02, Terra recognita. Opname, tekst: Patrick Bassant. Montage, regie: Harold Pflug. Illustraties van Dall.E Pandemonium 5: tba This is your Project description. Click on "Edit Text" or double click on the text box to start. Pandemonium 5: tba This is your Project description. Click on "Edit Text" or double click on the text box to start. Pandemonium 5: tba This is your Project description. Click on "Edit Text" or double click on the text box to start. Pandemonium 5: tba This is your Project description. Click on "Edit Text" or double click on the text box to start. Pandemonium 5: tba This is your Project description. Click on "Edit Text" or double click on the text box to start. Pandemonium 6: tba This is your Project description. Click on "Edit Text" or double click on the text box to start.

  • Soundtracks | Patrick Website

    Net als bij Patrick Bassants debuutroman schreef en produceerde Harold Pflug alias KOLBAK speciaal voor De vlinder in de inktpot een aantal songs. De EP The Butterfly in the Inkwell bevat een nieuw nummer genaamd 'The Truth' en een cover van het Manic Street Preachers-nummer 'If You Tolerate This Your Children Will Be Next'. De derde track, genaamd 'Himno De Riego', is een moderne versie van het volkslied dat werd gevoerd door de Spaanse Republiek, doch werd verboden door Franco. Voor Joy produceerde Harold Pflug enkele songs die in het boek een rol spelen of waaraan wordt gerefereerd. Het leverde een verzameling van originele nummers en covers op, die Harold heeft uitgebracht onder de vlag van zijn band, KOLBAK. Voor het nummer 'Headhunter', een cover van Front 242, maakte Martijn Rijnberg een beklemmende clip met Harold, Anne Gehring en Jan de Vries. Omdat de soundtrack is uitgebracht in het pre-Spotify tijdperk, is deze te vinden op Soundcloud . 'Headhunter' geproduceerd, gearrangeerd en uitgevoerd door KOLBAK/Harold Pflug (p) 2012 Geschreven door D. Bressanutti, JL Demeyer, P. Codenys, Richard 23 Publishing (c) 1988 Les Editions Confidentielles Video script en regie: Martijn Rijnberg and Harold Pflug Montage: Martijn Rijnberg Statue - PACIFIC by Nic Jonk

  • JOY | Patrick Website

    Een mooi meisje zonder plan. Een beeldhouwer zonder beeld. Een romance met een verontrustende twist. Joy is door haar grootouders opgevoed tot een vrolijke, eigenzinnige puber. Als ze de straat op wordt geschopt besluit ze af te reizen naar Brussel. Hier verdient ze haar geld als levend standbeeld op de Grote Markt, ze geniet ervan bewonderd te worden. En hier ziet een beeldhouwer in haar het beeld waar hij zo lang naar heeft gezocht. Het beeld dat hem tot een hedendaagse Rodin zal maken. Hij wil Joy voorgoed bezitten en vastleggen door haar lichaam te plastineren. Ze is voor hem bestemd. Een speels verhaal met een donkere ondertoon over onze beeldcultuur, waarin geen middel wordt geschuwd om gezien te worden. Koop Joy Fragment Pers Soundtrack

  • DE INKTPODCAST | Patrick Website

    De Inktpodcast, experimenten in audio en literatuur. De inktpodcast is een proeftuin op de grens tussen tekst en geluid. Theatrale uitvoeringen, strips in geluid, verhalen voorzien van een geluidsband, gehorige teksten of abstracte geluiden. Alles kan. Elke maand een aflevering, geschreven, opgenomen en gemonteerd door Patrick Bassant. ​ Te beluisteren via tamelijk wat platforms, waaronder SPOTIFY , DEEZER , APPLE PODCASTS & PODIMO ​ Het logo is gemaakt door Martin Draax ​

  • Recensies van Vlinder | Patrick Website

    Recensies en besprekingen van De Vlinder in de Inktpot NRC 3 juli 2020 **** In verreweg het grootste deel van het proza toont hij een intelligente subtiliteit die niet alleen tot grinniken stemt, maar die ook herhaaldelijk onze moderne tijd lijkt te resoneren. Zo heeft De vlinder in de inktpot de schwung en het lichtzinnige van een avonturenroman, maar laat hij je evengoed nadenken over de magnetiserende uitwerking van geweld op mannen, over het effect van techniek en over de consequentie van het besluit om politiek partijdig te ‘worden’. Criticus: Sebastiaan Kort, ill. Paul van der Steen De Groene Amsterdammer 24 juni 2020 Bassant wilde duidelijk geen essayistische roman met een of andere genuanceerde terugblik op de geschiedenis. Hij wilde actie. En dat leverde een roman op die inzoomt op highlights van het verleden. We maken een sterk beschreven tocht mee over de Pyreneeën, veldslagen, luchtaanvallen, gaan met Hemingway in luxe auto’s naar het front, horen La Pasionaria de troepen toespreken, zijn in het atelier waar Picasso zijn Guernica maakt, spreken met Jef Last over zijn twijfels. Er zitten allerlei elementen uit het historische avonturenboek in de roman. Spionnen, afspraken in duistere cafés, bordeelbezoek, et cetera. Bassant wilde geen plechtig verslag over de geschiedenis schrijven, dat is elders te vinden en wat moet je ermee in een roman? Er moest bloed in, satire, geknal, gezuip en verhit debat. ... En dus moeten Capa, La Pasionaria, Jef Last en Joris Ivens en anderen er in deze roman aan geloven: ze worden voorgesteld als figuren die de oorlog gebruiken om hun carrière meer glans te geven. Bassant schreef een gloedvolle actieroman rond historische figuren waarin hij onze huidige kennis over het verleden zonder blikken of blozen naar het verleden verplaatst. Mag dat wel? Alles mag in een roman. Criticus: Kees 't Hart ​ Hereditas Nexus 26 november 2020 Door zijn aanpak is de schrijver erin geslaagd een meeslepende historische roman te schrijven die dwingt tot verder lezen, en die tegelijkertijd het verwarrende tijdsbeeld van de jaren dertig in Nederland, Frankrijk en Spanje op geloofwaardige wijze weergeeft. Lezers die minder snel geneigd zullen zijn een non-fictie publicatie over de Spaanse Burgeroorlog ter hand te nemen, krijgen zo door lezing van dit spannende boek toch een goed beeld van wat de strijd in Spanje behelsde, en hoe ingewikkeld de verhoudingen tussen en binnen de strijdende partijen lagen. Tel daarbij op dat je in de loop van het boek bekende figuren uit de oorlog als Gerda Taro, Robert Capa, de generaals Walter en Miaja, kolonel-schrijver Ludwig Renn en zelfs Pablo Picasso de revue ziet passeren, en we kunnen wel stellen dat dit boek een absolute aanrader is voor wie interesse heeft in de Spaanse burgeroorlog, maar zeker ook voor wie vooral houdt van een spannend verhaal in een historische setting. Criticus: Wouter van Dijk ​ www.tzum.nl 4 juli 2020 De vlinder in de inktpot is geen volmaakte roman, aan de constructie valt nog wel wat aan te merken, maar ze is met grote vaart, tomeloze inzet en kennis van zaken geschreven. Bassant weeft een kleurrijk tapijt van feiten en fictie dat een hechte eenheid vormt. (...) Maar wat mij het meest aanspreekt is de ambitie die uit De vlinder in de inktpot spreekt. Het is een wervelende, caleidoscopische roman over oorlog, verraad, vriendschap, vrijblijvend engagement en diepe betrokkenheid. Patrick Bassant is een schrijver die de grote greep niet schuwt. Criticus: Aart Aarsbergen Tijdschrift Terras 7 juni 2020 In zijn behandeling van bijvoorbeeld Hemingway lijkt Bassant soms te hebben getwijfeld tussen parodistische karikatuur en gelaagd realisme, waardoor sommige passages tussen precies die twee stoelen in vallen. Desalniettemin slaagt hij er met dit indrukwekkende epos in het individuele lotgeval in te bedden in het ‘grotere’ – zowel het grotere van de burgeroorlog als dat van de intellectuele geschiedenis. Criticus: Tommy van Avermaete De Volkskrant 13 juni 2020 Bassants gretigheid en ambitie spatten van de pagina’s af en dat werkt aanstekelijk. Hij kan sterke scènes schrijven en zijn taal barst van de vondsten. Zijn zwakke plek is dat hij te veel informatie kwijt wil in zijn roman. ... Maar schrijven kan hij. Criticus: Maarten Steenmeijer

  • Patrick Bassant Website

    Welkom op de site van schrijver Patrick Bassant, auteur van literaire romans, Nederlandse literatuur, vlogger en podcastmaker De Inktpodcast, experimenten in audio en literatuur. De Inktpodcast, is een proeftuin op de grens tussen tekst en geluid. Theatrale uitvoeringen, strips in geluid, verhalen voorzien van een geluidsband, klinkende documentaires, gehorige teksten of abstracte geluiden. Alles kan. Elke maand een nieuwe aflevering. Elke aflevering geschreven, opgenomen en gemonteerd door Patrick Bassant De Inktpodcast 2023 Uit de pers Hij toont een intelligente subtiliteit die niet alleen tot grinniken stemt, maar die ook herhaaldelijk onze moderne tijd lijkt te resoneren. Zo heeft De vlinder in de inktpot de schwung en het lichtzinnige van een avonturenroman, maar laat hij je evengoed nadenken ... **** NRC over De Vlinder in de inktpot Het is een wervelende, caleidoscopische roman over oorlog, verraad, vriendschap, vrijblijvend engagement en diepe betrokkenheid. Patrick Bassant is een schrijver die de grote greep niet schuwt. Tzum over De vlinder in de inktpot Bassants gretigheid en ambitie spatten van de pagina’s af en dat werkt aanstekelijk. Hij kan sterke scènes schrijven en zijn taal barst van de vondsten. Schrijven kan hij. De Volkskrant over De vlinder in de inktpot Bassant slaagt er met dit indrukwekkende epos in het individuele lotgeval in te bedden in het ‘grotere’ – zowel het grotere van de burgeroorlog als dat van de intellectuele geschiedenis. Terras over De vlinder in de inktpot Een bijzonder originele roman die vol zwarte humor en kwaadaardige fantasie de zoektocht naar het perfecte kunstwerk beschrijft. **** Focus Knack over Joy ​ Bassant is een scherpe observator. Hij vertelt zijn verhaal met vaart en wrange humor en toont lef. Kortom, een schrijver om in de gaten te houden. Passionate magazine over Joy Joy is een geslaagde en intrigerende debuutroman. **** NRC over Joy BOEKEN KOOP HIER DE BOEKEN VAN PATRICK BASSANT

  • DE VLINDER IN DE INKTPOT | Patrick Website

    De pracht van idealen en de zwarte vlekken van de dood Het is mei 1937 wanneer de Amsterdamse amateur-fotograaf Pit naar Spanje trekt om zich te mengen in het gewapende conflict dat daar woedt. Hij reist via de Wereldtentoonstelling van Parijs, waar de dreiging tussen de grootmachten van Hitlers fascisme en Stalins communisme trillend in de lucht hangt. Pit raakt gewond en tijdens zijn revalidatieproces wordt hij aangesteld als persoonlijk fotograaf van generaal Walter. In deze rol van embedded journalist ziet hij de kanten van de oorlog die beter verborgen kunnen blijven: de ranzigheid en het verraad, de kracht en de propaganda en de macht van het beeld. ​ Naast het verhaal van Pit lezen we over twee Nederlandse schrijvers die elk een eigen ontwikkeling doormaken. De eerste is Jef Last die zijn pen neerlegt om een geweer op te nemen en een spectaculaire carrière in het Spaanse leger maakt, totdat zijn vriendschap met de Franse schrijver André Gide hem parten begint te spelen. De tweede is dr. Johan Brouwer, een voor moord veroordeelde Hispanoloog en katholiek dagbladjournalist, die na zijn eerste bezoek, vlak na het uitbreken van de opstand, zich langzaam realiseert dat hij de rol van de kerk en de motieven van de opstandelingen niet langer kan verdedigen. Hij maakt een wending en sluit zich aan bij de linkerzijde van het conflict, met alle moeilijkheden die daaruit voortvloeien. ​ De drie mannen komen elkaar tegen op het Tweede Internationale Congres van Antifascistische Schrijvers in Valencia en Madrid. Voor Pit lijkt het een rustpunt in zijn enerverende werk als oorlogsfotograaf, maar voor Last en Brouwers is het een culminatiepunt van hun werk, als schrijver, als soldaat en als mens. Last dient ten overstaan van iedereen zijn vriend te verloochenen als hij zijn huid wil redden. En Brouwer raakt verstrikt in zijn eigen keuzes, zijn twijfels en zijn dadendrang. De vlinder in de inktpot (de titel komt uit een gedicht van Federico García Lorca), is een met dwingende vaart geschreven portret van een fictieve idealist te midden van bekende personen die een rol speelden in deze geschiedenis: van Pablo Picasso via André Malraux, Joris Ivens, José Bergamín en Gerda Taro, Ludwig Renn, André Gide en Robert Capa… met glansrollen voor de diabolische cameraman John Fernhout en de alomtegenwoordige clown Ernest Hemingway. ​ De vlinder in de inktpot: de pracht van idealen en de zwarte vlekken van de dood, of: hoe je kan verdrinken in literatuur. In deze met grote vaart geschreven roman vlecht Bassant de avonturen van de fictieve Pit in de geschiedenis van de Spaanse Burgeroorlog, met een hoofdrol voor Johan Brouwer, die voor de Tweede Wereldoorlog een bekende katholieke intellectueel was, ooit voor moord veroordeeld. Maar ook dichter-kapitein Jef Last, Pablo Picasso, Gerda Taro, Joris Ivens, La Pasionaria, John Fernhout, Robert Capa en Ernest Hemingway maken hun opwachting, in de loopgraven aan het front, op de Wereldtentoonstelling in Parijs, in de verhoorkamers van de Komintern, over de smalle bergpassen in de Pyreneeën. ​Het gaat hem om de menselijke kant van het conflict: de twijfel over de juiste keuze, de moeite om zelfstandig te blijven denken, de angst voor verraad aan de eigen idealen, de onontkoombare teleurstelling waar iedereen vroeg of laat mee te kampen kreeg. ​ De vlinder in de inktpot haalde de longlist van de Boekenbon Literatuurprijs (voorheen: AKO, ECI, GB, BookSpot Literatuurprijs)! ​ ​ Koop Vlinder KOOP E-BOEK Fragment Recensies Soundtrack

  • BOEKEN | Patrick Website

    BOEKEN Klik op de boeken voor meer informatie, fragmenten, recensies, muziek en video. De Vlinder in de Inktpot ISBN-978 90 284 5072 1 e-boek: 978 90 284 5073 8 ​ De vlinder in de inktpot: de pracht van idealen en de zwarte vlekken van de dood, of: hoe je kan verdrinken in literatuur. KOOP DE VLINDER KOOP E-BOEK Lees meer Soundtrack Fragment Pers & kritiek Personages JOY ISBN-978 90 284 2493 7 e-boek- 978 90 284 4031 9 ​ Een mooi meisje zonder plan. Een beeldhouwer zonder beeld. Een romance met een verontrustende twist. 'Een geslaagde en intrigerende debuutroman.' **** NRC Handelsblad KOOP JOY Lees meer Fragment Soundtrack Pers & kritiek DW B 2018 3: Frankenstein 200 jaar: Mary Shelley herleeft ​ ​ Tweehonderd jaar geleden schreef Mary Shelley op haar negentiende Frankenstein, or: the Modern Prometheus. Volgens curator Patrick Bassant een buitengewoon ambitieus boek waarin een wagonlading aan contemporaine spraakmakende thematiek is opgenomen. Hij vroeg aan elf jonge vrouwelijke auteurs – geboren tussen 1984 en 1994 – om als achterkleindochters van Mary en hemelbestormers van tegenwoordig hun eigen creaturen te scheppen. De nieuwe dieven van het vuur zijn: Heleen Debruyne, Rineke Roosenboom, Persis Bekkering, Jana De Kockere, Carmien Michiels, Emy Koopman, Simon(e) van Saarloos, Aafke Romeijn, Fiep van Bodegom, Lotte Lentes en Roos van Rijswijk. Omslag en beelden in dit nummer zijn van Charlemagne Palestine. Koop DW B Lees meer DW B 2016 3: Graphic Poem ISSN 0012-2645 ​ De graphic novel kenden we al, en ook de zijsporen die experimentele dichters namen naar de visuele poëzie, of de uitstapjes naar beeldende kunst of muziek. Maar wat is een graphic poem en op welke manier kan het een verrijking zijn voor het poëtische veld? Wat zijn de verschillen met het mannekensblad of de fotostrip? En wat zijn de uitdagingen voor dit nog relatief nieuwe genre? In DW B 2016 3 gaan Lies van Gasse en Patrick Bassant op verkenning. Ze namen L'dée van Frans Masereel - een graphic poem avant-la-lettre - als vertrekpunt en vroegen een selectie van auteurs en illustratoren om een eigentijdse versie te creëren. In dit nummer staan bijdragen van Toon Horsten, Sébastien Conard, Lies van Gasse, Randall C, Annemarie Estor, Wide Vercnocke, Hans Wap, Luc Fierens, Jurgen Walschot, Wasco en Tania Verhelst. Omslag: Sébastien Conard Koop DW B Lees meer DW B 2011 5: Zzzzzzz de laatste graphic novel ​ In de halfslaap komen vaak de grilligste creaturen in het blikveld geslopen. In dit nummer, samengesteld door Kurt Snoekx en Patrick Bassant, is dat het veelkoppige monster dat beeldverhaal heet. Zzzzzzz, de laatste graphic novel biedt weerstand tegen de stille slaap met koortsdromen, labyrintische nachtmerries, visoenen, profetieën en parallelle werelden van Marc Legendre, Milan Hulsing, Dominique Goblet & Kai Pfeiffer en Bryan Talbot. Joost Vandecasteele verklaart de hard-boiled Amerikaanse undergroundcomic zijn liefde. Abdelkader Benali reist door het Egypte van Milan Hulsings Stad van klei. Aimée de Jongh delft in een beeldessay de psychedelische parel The Box Man van Imiri Sakabashira op. Sven Vitse en Hans Demeyer duiken diep in de complexe materie van Alan Moore, Benoît Peeters & François Schuiten, David Mazzucchelli en Bryan Talbot. Lijndanser Hanco Kolk toont zich als realist. En Charles Burns gaat in een ingekleed interview dieper in op zijn gitzwarte oeuvre. Achter een tweede cover onderneemt beeldhouwer-tekenaar Koenraad Tinel in Eddy, een integraal beeldverhaal van 64 intense pagina's, een nieuwe 'briljante poging' om de fragiliteit van het geheugen te counteren. Omslag: Marc Legendre Koop DW B Lees meer

  • Fragment van Vlinder | Patrick Website

    De vlinder in de inkpot (fragment) Patrick Bassant, roman 2020 ​ Hoofdstuk drie: Het Blauwe Zand ​ Pit, Amsterdam, april 1937 ‘Morgen gaat het spannend worden. Zet je vechtpet op en neem je camera mee. We gaan naar Noord.’ Opeens had Mark met deze boodschap voor zijn deur gestaan. Pits moeder, die vlak achter Pit stond toen hij de deur opendeed, herkende Mark van vroeger, duwde Pit opzij en omhelsde Mark. Het gesprek werd daarna volledig door haar overgenomen; over vroeger en hoe of dat ’t nou was met die en die. Mark knipoogde over haar schouder naar Pit, hief zijn vuist en lachte veelbelovend. De volgende dag haalde Mark hem thuis op. Terwijl ze naar de pont liepen, vertelde hij wat er ging gebeuren. ‘Kijk, in Noord heb je die nieuwbouwwijken voor krotbewoners. Driekwart aan de steun, allemaal slachtoffers van Colijns beleid. Ze stemmen daar bijna allemaal cph. Bijna allemaal. Daarom komen de bruinhemden daar met grote regelmaat provoceren. Colporteren noemen ze dat, in een wijk waar ze niets zullen bereiken. Elke week knokpartijen, de spanningen lopen hoog op. En natuurlijk doen de glimmeriken wat je van ze kan verwachten – ze beschermen de nsb’ers, want in een democratie moet dat natuurlijk mogen, elke week bij werklozen een knokploeg door de straten laten marcheren. Op de fiets, op de motor met zijspan en de bereden politie erachter. Je vraagt je af wie er tegen wie beschermd moet worden. De paar bruine zwijnen daar in Blauwe Zand zijn ondertussen wel vertrokken, maar de laatste hebben het er niet makkelijk – dat raadt je de koekoek. Nou heb ik een tip gekregen dat Anton Mussert zelf een bezoekje zal brengen aan die strontstreep, Hans Zoutberg in de Amelandstraat. Volgende maand is het verkiezing, dan wil de nsb flink groeien. Mussert reist het hele land af en zoekt allerlei kansen om voor publiek ‘Hou-zee’ te roepen, en als er dan iemand kwaad wordt, roept hij: ‘Terreur! Terreur!’ ‘Wat gaan wij daar dan doen? Als we er foto’s van maken, besteden we er alleen maar meer aandacht aan.’ ‘Bewijsmateriaal. Mussert neemt overal waar hij verschijnt een fotograaf mee, die als een gek om hem heen springt en alles vastlegt. Als het straks tot een matpartij komt, moeten wij foto’s hebben waaruit blijkt dat Mussert en zijn strontvliegen begonnen, of misdrijven begingen. Justitie zal zijn kant wel kiezen, dus we moeten teugels en tegenwichten vinden om die fascisten in bedwang te houden.’ Pit trok zijn petje wat verder over zijn voorhoofd. Knokploegen van de nsb waren er in de Jordaan ook genoeg, met grote regelmaat werden er immigranten door de stad gejaagd of in elkaar geslagen. Van Schaik, minister van Justitie, legde ze geen strobreed in de weg. Die voerde het beleid om de Joodse vluchtelingen uit Duitsland genadeloos terug te sturen, recht in de handen van de Gestapo. Pit en Mark staken het IJ over en liepen daarna door de nieuwbouwwijken, de Vogelbuurt, de Meeuwenlaan, de Waddenweg, waar ze merkten al wat wantrouwig te worden bekeken. Viezige jochies hielden ze in de gaten, floten op hun vingers codes naar elkaar: onbekende mannen in aantocht. Toen ze het Texelplein op liepen, werden ze klemgezet door een groep van acht potige mannen. Pottenkijkers niet welkom; opsodeflikkeren uit Blauwe Zand. En snel, anders zouden ze die camera’s even oppoetsen. Mark bleef rustig, noemde wat namen, stak zijn vuist op en legde uit wat ze kwamen doen. De sfeer sloeg snel om. Ze konden doorlopen naar de Amelandstraat. Op diverse straathoeken stonden groepjes mannen, vrouwen en kinderen in spanning af te wachten. Er klonk een fluitsignaal, de mensen werden onrustig. Er was wat op til. Traag reden twee grote glimmend zwarte wagens het smalle straatje in. Ze stopten voor een woning; uit de voorste auto stapten een fotograaf en twee potige mannen in lange bruinleren jassen, duidelijk link gajes. Uit de tweede wagen stapte het Nederlandse antwoord op Mussolini, de beoogde leider van het land, het enige alternatief voor Moskou, de man die de democratie aan zichzelf wilde opknopen; de man van geschreeuw en poeha, Hitlers knechtje, ingenieur Anton Mussert in hoogsteigen persoon. Hij kwam om te laten zien dat hij ook fysiek zijn vijanden niet schuwde. Overal gejoel, gefluit. ‘Smerige fascisten’, ‘ons dorp uit’ en ‘beul’ waren nog de vriendelijkste leuzen die over straat schalden. Mussert keek spottend om zich heen. Hij droeg een geklede jas, een beige dophoed en in zijn rechterhand had hij een gevlochten leren paardenzweepje. Hij zei niets. Zijn fotograaf sprong rond. Mark stootte Pit aan: ‘Zie je dat hij voor elke foto van Mussert door de knieën gaat? Dan schiet hij dat mannetje van onderen en lijkt hij groter.’ Het gezelschap verdween in het huis van de familie Zoutberg. Alleen de chauffeurs bleven in de auto’s achter. Zodra de voordeur dichtviel, kwamen de buurtbewoners dichterbij. Pit en Mark begaven zich naar voren. Het gejoel nam toe, gefluit, ‘Mussert, vuile hondenkop, rot op’, tot opeens een heldere stem in plat Mokums, maar loepzuiver begon te zingen: Op zijn versleten duister paard/ dat hongerig is en vaal/ (met bloed belopen hangt het zwaard/ ter rechterzij aan het zaâl)… Er vielen wat stemmen in: … Rijdt door de straten van het land/ ’t fascisme! En zijn wrede hand… Nu zong de hele menigte mee: … zaait dood naar willekeur,/ rijdt door Jordaan en ’t Blauwe Zand/ de Ruiter van terreur. En alsof het afgesproken was, vloog de deur open en stormden Mussert met zijn twee muildieren naar buiten. Pit en Mark grepen hun camera’s. De beulen hielden zich nog in, gingen efficiënt, maar niet woest tekeer en baanden zich een weg naar de auto’s toe. Mussert leek door het dolle heen, hij striemde met zijn zweepje in het rond en met zijn driftige pasjes leek hij op een vogeltje dat leert vliegen. De chauffeurs startten de motoren en hoewel de menigte woedend over deze uitbraak was, wist ze niet te voorkomen dat de twee lijfwachten de grote leider soepel achter in de tweede auto loodsten. Ze gooiden het portier dicht en liepen naar de voorste auto. Daar stond Pit met zijn camera. Bliksemsnel gleed de slangachtige man met zijn leren jas naar hem toe, greep hem bij zijn strot en bracht zijn gehavende gezicht heel dicht bij dat van Pit. De man rook zoals hij eruitzag: rot. Zijn koude blauwgrijze ogen stonden hard, emotieloos, als bevroren. Pit meende zelfs een waas voor zijn irissen te zien. ‘Als ik jou ooit nog zie, vuil rood Jodenjong, dan snij ik je keel van links via je kin naar rechts open, zodat je tong op je borst klapt.’ Mark stond een eind verderop en poogde de aftocht van Mussert goed op de plaat te krijgen – die had geen oog voor wat er bij de eerste auto gebeurde. Pit was zich lam geschrokken. De felheid, de persoonlijke agressie verraste hem geheel. En met de camera in zijn handen was hij vrijwel machteloos tegen die oersterke aapmens. ‘Vergis je niet, vuil geteisem, we komen eraan en we gaan jullie allemaal afmaken. Eerst de Roden dan de Joden. Jullie bloed zal vloeien, tot de laatste druppel, en daar valt niets tegen te doen met je stomme camera,’ siste hij. Het was niet hard, maar Pit verstond er elk woord van. Achter hem draaide de chauffeur zijn raampje open. ‘Katoen, we gaan!’ brulde hij. Hij bleek een pistool te hebben en loste een schot in de lucht. De hele straat viel stil. Toen begon het gillen. Mensen renden weg, doken op de grond. De zwijnjak liet Pit los en sloeg hem met een snelle beweging met beide vuisten op zijn polsen. Door de schrik van het pistoolschot en de scherpe pijnscheuten in zijn polsen liet Pit zijn camera los. Die viel op de grond. Met een sadistische grijns zette Katoen zijn zware laars er nog eens op. Pit hoorde glas en bakeliet versplinteren. Musserts lijfwacht maakte nog een onheilspellend gebaar langs zijn hals en stapte in de wagen. Met gierende banden spoten de twee luxewagens het straatje door. Nu pas, na zijn bevriezing van misschien veertig seconden die veel langer leken te hebben geduurd, kwam er weer beweging in Pit. Razend werd hij, vooral op zichzelf, dat hij niets had kunnen doen. Hij had zich niet kunnen verdedigen bij gebrek aan wapens, en wat ervoor door moest gaan, lag in gruzelementen tussen zijn voeten. Hij keek om zich heen en alsof het een cadeautje was, alsof iemand hem voor hem klaar had gelegd, lag er een vuistgrote klinker vlakbij. Alles ging snel nu. Pit pakte de steen op en slingerde hem met alle kracht die hij in zich had naar de wegstuivende auto’s. De steen verbrijzelde de achterruit van Musserts wagen. De omstanders zagen de fascistenleider wegduiken voor de regen aan glasscherven in zijn nek en er steeg gejuich op. Nog een regen van stenen vloog op de auto’s af, maar miste doel. Mark sloeg hem op de schouder. ‘Goed gedaan, Pit! Zo ken ik je weer! Net als in ’34!’ Toen zag hij de resten van de camera op de grond en vloekte. ‘Dat is zuur. We moeten hier weg. Straks komen de kaasjagers en dan hebben we een probleem. Ze zullen mijn camera vorderen als bewijs, en jou asemt nog meer narigheid in je nek. We gaan.’ Op de pont terug nam Pit zijn besluit. Met een camera alleen redde je het niet tegen dit soort schoften. Naar boven

  • CONTACT | Patrick Website

    Ben benaderbaar ​ ​ Voor boekingen en optredens: klik door naar de Schrijverscentrale ​ ​ Voor rechten, pers en papierwerk: klik door naar uitgeverij Wereldbibliotheek ​ ​ Voor communicatie met andere doeleinden: vriendenvandevlinder[apenstaart]gmail[puntje]com ​ ​

  • DWB Graphic Novel | Patrick Website

    No sleep till... in: Zzzzzzz, de laatste graphic novel Inleiding: Patrick Bassant en Kurt Snoekx ‘We all live in the shadow of Manhattan.’ Manhattan is hier niet het eiland in New York, maar de Doctor met superkrachten uit Watchmen. De woorden hebben sinds 9/11 aan profetische krachten gewonnen, maar het boek zelf - om andere redenen niet minder visionair - dateert al van midden jaren 1980. Watchmen groeide uit tot een voorbeeld van waar het beeldverhaal toe in staat is wanneer het zijn sjablonen ontgroeit en wordt geïnjecteerd met typisch literaire kunstgrepen als flashbacks, parallelle verhaallijnen, en verwijzingen naar politiek, maatschappij, literatuur, stripgeschiedenis en anarchisme. Die complexiteit maakt van Alan Moores verhalen ongebruikelijke lectuur voor wie zich bij het beeldverhaal een nostalgische trip indenkt naar de reizende reporter Kuifje of het in de Vlaamse klei gewassen duo Suske en Wiske. De Britse scenarist fictionaliseert in Watchmen de Comics Code Authority, een commissie die het geweld in superheldenstrips aan banden heeft gelegd. Moore draait dat gegeven binnenstebuiten en vertelt het deprimerende verhaal van twee generaties vigilantes - al te menselijke burgerwachten zonder superkrachten - die hun gemaskerde werk niet meer mogen uitvoeren wegens willekeur en grof geweld, tegen de al even deprimerende achtergrond van het postmoderne Amerika dat lijdt onder de Koude Oorlog en Ronald Reagan. Moore doorspekt het kaderverhaal met allerhande uitweidingen - gaande van fragmenten uit de biografie van een eerste-generatie-vigilante en een dissertatie over de superkrachten van Doctor Manhattan in verhouding tot de supermachten, over het psychiatrische dossier van watchman Rorschach tot het integraal afgedrukte The Curse of the Black Freighter, een bloederig piratenverhaal dat naarmate het boek vordert, steeds omineuzer blijkt. Die hybride inhoud vertraagt het verhaal, maar maakt het des te rijker. Ook in ander werk weet Alan Moore het beeldverhaal van een uitwaaierende narratieve draad te voorzien. In V for Vendetta (1982-1989) worden angstaanjagende parallellen getrokken tussen het Engeland van Thatcher en een totalitaire staat die we uit diverse dystopische romans kennen, doorregen met een dubbelzinnig loflied op anarchie en terrorisme. En aan From Hell (1991-1996) ligt zo’n gedegen research over Jack the Ripper in victoriaans Engeland ten grondslag - in het uitgebreide notenapparaat ook verantwoord - dat het beeldverhaal de allures aanneemt van een exhaustieve visuele verhandeling. Speelser is Moore in zijn reeks boeken over The League of Extraordinary Gentlemen, die sinds 1999 verschijnen. Daarmee heeft hij op inhoudelijk niveau expliciet toenadering gezocht tot de literatuur: alle personages in deze waanzinnige superheldenspoof heeft hij uit Britse romans getild. Bien étonnés de se trouver ensemble: Kapitein Nemo, Fu Manchu, Orlando, Wilhelmina Murray, professor Moriarty, Mister Hyde en Allan Quatermain. De literaire werken waaraan de personages zijn ontsproten, resoneren mee in de verhalen. Elk personage krijgt een geschiedenis mee: de reden waarom Mina Harker - ze heeft de naam van haar verloofde aangenomen - altijd een shawltje draagt (om maar een enkel voorbeeld te geven) vind je niet in Moores stripreeks. Daarvoor dien je Dracula te lezen. Ook in Lost Girls, Alan Moores samenwerking met Melinda Gebbie (in afzonderlijke afleveringen gepubliceerd in 1991-1992, en in 2006 gebundeld), is het literaire kader leidend, ondanks de expliciet erotische lading. De drie hoofdrolspeelsters, die elkaar deelgeno(o)t maken van hun seksuele escapades, zijn drie van de belangrijkste vrouwelijke personages uit de literatuur: Alice uit Alice in Wonderland, Wendy uit Peter Pan en Dorothy uit The Wizard of Oz. Ook andere stripmakers hebben de grenzen van het beeldverhaal in zijn klassieke vorm verkend en verlegd. In de enorme stroom aan biografische vertellingen valt iemand als Art Spiegelman meteen te onderscheiden. Spiegelman laat in zijn meesterwerk Maus (1973-1991) zien dat een inventief idee, een sobere tekenstijl en een bedaarde manier van vertellen en verbeelden het zelfs mogelijk maken de Holocaust integer en adembenemend in beeld te brengen. Vindingrijk is Spiegelman vooral in de allesbepalende vereiste van afstand. Door een samenleving te scheppen die uiteenvalt in de visuele uitersten van katten (Duitsers) en muizen (Joden), maar dat dualisme niet te verbinden aan een zwart-wittegenstelling tussen goed en kwaad (Spiegelmans vader Vladek, wiens verhaal wordt verteld aan de hand van een reeks interviews, blijkt zelf ook zijn, weliswaar onvergelijkelijke, onverdraagzame kantjes te hebben) trekt Spiegelman het onmogelijk te vertellen verhaal concreet open. De vormelijke kant van het vertellen bereikt een hoogtepunt in het werk van Chris Ware, geestelijke vader van de Acme Novelty Library, maar vooral bekend van zijn Jimmy Corrigan, the Smartest Kid on Earth (1995-2000). Zijn pagina’s zinderen van de reflecties over verhaalstructuur, narratieve opbouw en stijl. Parallelle verhaallijnen, stilistische variaties en registers worden ingebed in een vorm die een geometrische strakheid koppelt aan een zacht, emotioneel en sfeervol kleurenpalet. Ook een jonge stripmaker als Olivier Schrauwen (My boy, 2006; De man die zijn baard liet groeien, 2010) roept met zijn naar pionier Winsor McCay verwijzende melancholische tekeningen een vorm in die aan de ene kant een voortzetting is van een rijke traditie en anderzijds die traditie langs breuklijnen nieuw leven inblaast met melancholische tableaus en bizarre verhalen. Sfeervol is wel het minste wat je kunt zeggen van het werk van Daniel Clowes, de stripmaker verantwoordelijk voor een resem ontluisterende tales from Suburbia, waarvan het bekendste Ghost World (1993-1997) is. Met de hoofdpersonages Enid en Rebecca weet Clowes zijn in een poel van passiviteit gedrenkte, groteske verhaal over groeipijnen, tienerhoogmoed en volwassenwording zo accuraat te vatten dat het angstaanjagend wordt. Fellow American Charles Burns doet niet onder voor Clowes. Zwart was nog nooit zo zwart als in Black Hole (1995-2005), Burns’ epische vertelling over de zoektocht van een stel jongeren naar hun identiteit, seksualiteit en grenzen in de schaduw van een venijnige seksueel overdraagbare epidemie. Opvolger X’ed Out (2010) is een beeldende uitstulping van de Amerikaanse punkscene van eind jaren 1970, die Burns minutieus voorziet van de vorm van Hergé, de geest van Burroughs en de duistere spelonken van het onderbewuste van ... Burns. Dat niet alleen de jeugd zich leent tot verhalen, weten Daren White en Eddie Campbell, tekenaar van Alan Moores From Hell, magistraal te bewijzen met The Playwright (2010). Tekst en beeld spelen een magisch spel, evoceren met veel mededogen de troebele wateren waarin een eenzame, naar geluk hunkerende middle-aged man zich bevindt. Verderfelijke poelen zijn eveneens te vinden in het overdonderende Les hommes-loups (2010) van Dominique Goblet. Haar vormelijke en narratieve experimenten vinden hun oorsprong in haar passie voor verhalen. Ze onderzoekt secuur de grenzen van wat mogelijk is in het stripmedium, en rekt ze op verbijsterende wijze op. Maar er is veel meer: de pionier van de graphic novel Will Eisner, scenarist van The Sandman Neil Gaiman, duizendpoot Dave McKean, de onnavolgbare Bryan Talbot, talentvol ongeleid projectiel Brecht Evens, Flanders’ finest Marc Legendre, Milan Hulsing, Guido van Driel (Om mekaar in Dokkum), de poëtische Wasco, Jeroen Janssen (Bakamé), lijndanser Hanco Kolk. En de aaibare viezerik Robert Crumb, Randall C., David Mazzucchelli, de surrealist David B. (Langs duistere wegen), Bastien Vivès (De smaak van chloor), geweldenaar Manu Larcenet (Blast), Pascal Rabaté (Ibicus). Of pionier Osamu Tezuka (Boeddha, MW), Katsuhiro Otomo (Akira), Jiro Taniguchi ... En nog: Cyril Pedrosa (Drie schimmen), Martin tom Dieck (Tot ziens, Deleuze!), oorlogsjournalist Joe Sacco (Safe Area Gorazde, Palestine), de oude meester Jacques Tardi (De stem van het volk, Het besloten land, Loopgravenoorlog), Warren Ellis (Transmetropolitan) en Martin Vaughn-James (The Cage). Vergeten we nog iemand? Jazeker! Get on the buzz! Het Vlaams Fonds voor de Letteren besteedde de afgelopen jaren een groter deel van zijn communicatie aan het Vlaamse beeldverhaal dan aan eender welke andere vorm van literatuur. De aandacht voor de kunstvorm in de media is groot. Weekbladen en krantenbijlagen publiceren aparte katernen met strips, al dan niet met kortingsbonnetjes, en ook de literaire tijdschriften laten zich niet onbetuigd. DW B maakte in 1996 al een aflevering over strips. Het gonst kortom van de strip. Of gonst het vooral rond de strip? In de bioscoop; een greep uit de oogst van 2011: Green Lantern, Thor, The Smurfs, Green Hornet, The Adventures of Tintin, Captain America, Largo Winch II, The Walking Dead seizoen II. Of in de vorm van strips-van-de-film (Christian De Metter & Dennis Lehane, Shutter Island, 2010), strips-van-de-roman (Peter Kuper, The Metamorphosis, 2003; Dick Matena, De Avonden, 2003-2004; Kees de Jongen, 2012; Fabio Celoni en Mirka Andolfo, De Vliegeraar, 2011), games-naar-de-film-naar-de-strip (Thor, Captain America, 2011), getekende biografieën (Jose-Luis Bocquet en Catel Muller, Kiki van Montparnasse, 2009; Reinhart Kleist, Cash. I See a Darkness, 2009; Reinhart Kleist & Titus Ackermann, Elvis. De getekende biografie, 2010; The Beatles in stripvorm, 2010; Oesterheld, Breccia & Breccia, Ché, 1968, Nederlandse vertaling: 2011) en hybrides (denk aan de graphic novel-naar-de-ramp (Josh Neufeld, A.D.: New Orleans After the Deluge, 2009). In de wereldwijde Occupy-beweging is Alan Moores karakter V uit V for Vendetta (1995, verfilmd in 2006) prominent aanwezig. En tot slot is er nog de graphic novel. Nomen est omen Vanuit ons bastion, het literaire tijdschrift dat buitengewoon geïnteresseerd is in artistieke cross-overs, zien we de term ‘graphic novel’ te pas en te onpas opduiken. De term is oorspronkelijk gemunt door Will Eisner bij het verschijnen van zijn A Contract with God (1978), een vernieuwend werk dat veel navolging kreeg. Na enige tijd een wat sluimerend bestaan te hebben geleid, begon de term de afgelopen vijftien jaar opnieuw en steeds vaker op te duiken. Stripscenarist Neil Gaiman werd eens geconfronteerd met een gesprekspartner die hem vertelde dat hij geen comics maakt, maar graphic novels. Hoewel het als compliment bedoeld was, voelde Gaiman zich als iemand die al die tijd had gedacht dat ze een hoer was, maar nu opeens een ‘gezelschapsdame’ bleek te zijn (in: Hy Bender & Neil Gaiman, The Sandman Companion, 1999). Is de graphic novel niets anders dan een fancy etiketje op hetzelfde boek? Idealiter natuurlijk niet. De graphic novel belooft iets wat je ‘meerwaarde’ zou kunnen noemen. De praktijk is echter anders. De graphic novel staat de laatste jaren in de schijnwerpers en de tol van die aandacht is een razendsnelle devaluering van het begrip. Zo erg dat wij er moe van worden. De term ‘graphic novel’ is om twee redenen verwarrend. In de eerste plaats komt dat doordat er in de Verenigde Staten en Europa iets anders onder verstaan wordt. In de VS wordt alles wat dikker is dan een enkele comic een graphic novel genoemd, zelfs als die graphic novel blijkt te bestaan uit een bundeling van zes comics. In Europa worden afleveringen van een langer lopende serie niet vaak gebundeld, en lijkt de term dus voorbehouden aan strips die gericht zijn op een ouder publiek. Een tweede reden voor de heersende verwarring is dat de term in handen is gevallen van de marketingafdeling van uitgeverijen. Deze geven de genreaanduiding graphic novel aan alle combinaties van tekst en beeld boven de 48 of 64 pagina’s. Toen Will Eisner de aanduiding in 1978 muntte, was dat terecht. Zijn werk bood iets nieuws. Wat Eisner en zijn leerlingen deden, was de twee aspecten van de strip oprekken. Enerzijds ontsnapte het beeld aan de kaders, werden de grenzen van de pagina en de mogelijkheden van de tekenaar gezocht. Anderzijds werd de tekst op een meer literair niveau gebracht: stijlelementen uit de literatuur (zoals de flashback, de metafoor en de intertekstualiteit) vonden hun weg naar de strip. Maar ook de manier van vertellen maakte een grote ontwikkeling door. Het rechtlijnige, op de ontknoping gerichte verhaal maakte plaats voor een meer volwassen narratief waarin (beeld)associaties, terzijdes, onbetrouwbare vertellers, tempowisselingen en verschillende vertelperspectieven - zoals in literatuur - belangrijker zijn dan wat er daadwerkelijk wordt verteld. Daarnaast is het zo dat de narratieve aard van het beestje niet louter afhangt van de taal, maar van de manier waarop die taal - als ze er al is - is ingebed in de vertelling. In het grafische werk van Koenraad Tinel vloeit de spanning voort uit de frictie die voelbaar is tussen woord en beeld. Dominique Goblet en Kai Pfeiffer maken in hun bijdrage aan dit nummer gebruik van objets trouvé s. En Bryan Talbot doet het in ‘Memento’ zelfs zonder woorden. De term graphic novel herleidt de grafische kant van het verhaal tot een adjectief, een precisering van het cultureel heersende substantief novel. Terwijl het ontbreken van woorden net zo goed door de narratieve opbouw - of het spannende ontbreken daarvan - kan worden opgevangen. Das Experiment Of wat bestaat nu bestaat bij de gratie Gods, door een geniale ingeving van een uitzonderlijk kunstenaar, of een buikgevoelde marketingtruc ... wat bestaat, bestaat. Het is een dooddoener die je makkelijk zou kunnen gebruiken voor het neerslaan van de weerstand tegen de term ‘graphic novel’ Maar is het wel zo simpel? De term ‘graphic novel’ wordt steeds meer ingezet als waardeoordeel. En dat is vreemd voor een medium dat op grond van formele criteria (one-shot, vrij dik, afgerond verhaal) lijkt te zijn opgericht. Feit is dat vormelijke eigenschappen een soms onevenwichtige weegschaal zijn voor het bepalen van de experimentele aard van een boek. Zoals in de literatuur ‘thrillers’ en ‘literaire thrillers’ zich uit de naad werken om hun verwantschap dan wel onderscheid met deze of gene te beklemtonen, zo levert de term graphic novel niets anders op dan een stempel dat zelden objectief kan worden toegekend. Overal wordt geëxperimenteerd, zo ook in het beeldverhaal. Scheisseimer is een van de indrukwekkendste beeldverhalen die we ooit gelezen hebben, maar Koenraad Tinel had niet de minste bedoeling om zijn levensverhaal in een graphic novel te gieten. De soberheid van uitvoering past bij het onderwerp, de ruwe taal past bij de emotionele uitstorting waarin de tekeningen tot stand zijn gekomen. Marc Legendre werd als een van de eerste Vlaamse graphic novelists binnengehaald. Hij moest naar de boekhandel om te weten wat dat precies inhield, en zag dat wat er in het rijtje stond, vrijwel niets te maken had met zijn vertroebelende leeservaring Finisterre. Maar misschien is er ook een ander probleem, een probleem dat niet bij de auteur ligt, maar zich eerder aan de receptieve kant van de zaak bevindt. Zoals experiment tegen de grenzen van het bekende aanschurkt, moet ook de lectuur van het experimentele beeldverhaal bekende patronen en structuren verlaten. Het paradigma waarbinnen een dergelijk verhaal zich nestelt, volstaat allang niet meer. De narratieve structuur wordt soms immers zelf de inzet van het experiment. Er is wat geduw en getrek met grenzen vereist, een andere manier van lezen. 'Is that porn? No! It's adult entertainment!' Robin Williams, in 2006 een van de kandidaten voor de rol van The Joker in de Batman-film The Dark Knight, bracht het hele graphic novel-debat meesterlijk terug naar zijn ware dimensies: ‘It’s interesting now what they’re doing, they all kind of realize, with all the adult comic books or graphic novels for those who are trying to upscale themselves... Is that a comic book? No! It's a graphic novel! Is that porn? No! It's adult entertainment!’ Simon Spruyt heeft in zijn vermakelijke SGF de ‘kritische meerwaardezoeker’ geïntroduceerd: een man op leeftijd die neerkijkt op strips omdat ze geen ‘meerwaarde’ bevatten, maar die eigenlijk alleen op zoek is naar blote tieten. In zekere zin klopt dat wel, al is het maar één aspect van het beeldverhaal. In proza kijkt niemand meer op van seks, geweld en politiek. Als er tekeningen bij komen, spreken die thema’s directer aan. Het verschil tussen een strip en een beeldverhaal ligt niet in de aanwezigheid van expliciete seks en stromen bloed, maar het beeldverhaal schrikt er zeker niet voor terug. Windig en De Jong hebben in hun geweldig leuke parodie Heinz, de graphic novel alle registers aan stekeligheden opengetrokken om de opgeblazen graphic novel leeg te laten lopen. Er is nauwelijks een verhaallijn te onderscheiden, aangezien zeurderige aardappeltjes elke poging daartoe verstoren, de auteurs voeren zichzelf op als personages die de moed om een graphic novel te maken, al snel opgeven en in de kroeg gaan zitten. Tussendoor worden intra- en intertekstuele verwijzingen opgevoerd, waarbij de traditioneel lagere cultuurvormen als tekenfilms, slapstick en voetbalplaatjes op meer waardering kunnen rekenen dan schilderkunst of boeken zonder plaatjes. Voeg daarbij een privédetective die negentiende-eeuws Nederlands spreekt, een irritante voice-over en extreem doorgevoerde vertragingen en je hebt een in ‘hoge mate self-referential en meta-beeldverhaal, een intellectuele tour de force en dus mislukt, want het wilde een anti-boek zijn’ (Joost Pollmann, ‘Toekomstmuzieklimonade’ www.dereactor.org, 6 juli 2011) Pollmann heeft gelijk: een parodie die zo consequent en vakkundig te werk gaat, wordt door het genre met liefde omhelsd en geknuffeld. En tussen de autobiografische navelstaarderij, de groeipijnen, de politieke intriges, seks en doodslag, allusies naar hoge kunsten en wereld- en relatieproblemen, misstaan wat goede grappen absoluut niet. Het gemuteerde zusje Als gevolg van de hype rond de graphic novel - te beschouwen als een duidelijke poging de strip op te stoten in de hiërarchie van de kunsten - lijkt deze vaker te worden gerekend tot een vorm van literatuur, in plaats van als een geëvolueerde strip te worden gezien. En dat is een vergissing, want al is het genoeglijk om tegen de hoge culturele status van de literatuur aan te schurken, de specificiteit van het medium - het eigene van de strip - wordt hierdoor veronachtzaamd. Van Dave Eggers komt de opmerking dat ‘[t]he graphic novel is not literary fiction’s half-wit cousin, but, more accurately, the mutant sister who can often do everything fiction can, and, just as often, more’ ‘After Wham! Pow! Shazam! Comic books move beyond superheroes to the world of literature’ in: The New York Times, 26 november 2000) Jan Baetens geeft een resem kenmerken van de graphic novel, zowel inhoudelijk als formeel, maar relativeert deze voorwaarden ook direct: De dubbele klemtoon op zowel ‘graphic’ als ‘novel’ zorgt immers voor enig wantrouwen tegenover het overdreven belang dat aan de tekst zou kunnen worden toebedeeld. Een ‘goede’ graphic novel is juist niet een werk dat sterk schatplichtig is aan literatuur, bijvoorbeeld via een prestigieuze adaptatie of de aanwezigheid van veel tekst, maar wel een werk dat vertelt met behulp van voornamelijk visuele hulpmiddelen, dit wil zeggen: de tekeningen enerzijds en de montage van tekeningen op de pagina en in het boek anderzijds. ‘De graphic novel, een nieuw literair genre?’ in: Jan Baetens e.a., Culturele studies. Theorie in praktijk, 2009, p. 124) Beeldverhalen verwijzen in de eerste plaats terug naar de klassieke strip. Ze kunnen experimenteren met stripconventies, die doorbreken. Nooit gaat het erom in hoeverre het beeldverhaal zich verwijdert van de roman door er plaatjes aan toe te voegen. Het onderscheid met literatuur is er wel degelijk, alleen mag dat niet tot kwalitatieve gevolgtrekkingen leiden. Diepgang is niet het alleenrecht van de romanschrijver, de dichter of de essayist. De visuele dimensie is kortom een essentieel onderdeel van het beeldverhaal, maar het is pas in de symbiose van woord en beeld - of in het expliciete en weldoordachte doorbreken van die symbiose - dat zich het beeldverhaal op de grenzen van het paradigma toont. In het beste geval leidt die interactie tot de contrapuntiek van woord en beeld. Een veelheid aan melodieën die afzonderlijk nogal eenstemmig zijn, maar samen harmonisch opklinken. Rozengeur en burnsiaanse maneschijn In een overzichtsartikel over de Vlaamse strip uit 1998 schrijft Pascal Lefèvre: ‘Zo is het bijzonder jammer dat wij hier geen auteurs hebben die strips maken voor volwassenen op het niveau van een Spiegelman of een Breccia. Vlaamse uitgevers zijn daar allerminst in geïnteresseerd, aangezien op die beperkte markt geen (grote) winst te maken is. Op veel media-aandacht of steun van staatswege hoeven dergelijke integere stripauteurs niet te rekenen. Voor hen bestaan er geen schrijversbeurzen of grote financiële prijzen.’ ‘De hedendaagse Vlaamse strip’ in: Ons Erfdeel, nummer 2, 1998, pp. 213-223) Die situatie is ten goede gekeerd. Of er Vlaamse auteurs zijn die het niveau van ‘een Spiegelman of een Breccia’ halen, is in het licht van het zich steeds vernieuwende medium moeilijk te beoordelen, maar er valt in ieder geval iets te beoordelen. De situatie van de Vlaamse uitgeverijen is nog steeds marginaal, maar bij uitgeverij Oogachtend verschijnt het ene prachtboek na het andere en de ambitie van Ballon Media’s imprint Blloan is ten minste hoopgevend. De Nederlandse uitgeverijen Oog & Blik (sinds 2009 onderdeel van De Bezige Bij), De Harmonie, De Vliegende Hollander en Atlas zijn wel degelijk grote winsten gaan ruiken - wat nog iets anders is dan ze ook behalen. Over de media-aandacht valt ook niet te klagen - Craig Thompsons passage op de Boekenbeurs haalde zelfs het VRT-journaal, waar de aandacht voor cultuur niet meteen de spuigaten uitloopt. De steun van staatswege - hoewel die ondertussen weer op de tocht komt - is de afgelopen jaren goed geweest voor een explosie van talent van zowel oudgedienden als Marc Legendre (in 1998 nog uitsluitend bekend om zijn Biebel-gag strip), als jongeren afkomstig van de verbeterde opleidingen aan bijvoorbeeld het Sint-Lukas in Brussel. Het Vlaams Fonds voor de Letteren verstrekt werkbeurzen, reisbeurzen en productiesubsidies speciaal voor strips. En die prijzen? Die komen vanzelf wel. Legendre die op de shortlist van de Libris Literatuurprijs 2008 belandde, Brecht Evens die de Prix de l’Audace 2011 won op het toonaangevende festival van Angoulème. Aan de andere kant lijkt de graphic novel die met veel tromgeroffel is binnengehaald, nu al vaker te zijn doodverklaard dan de roman. Op zich geen probleem, want alleen iets wat springlevend is wordt in de cultuur telkenmale begraven, maar blijkbaar is toch niet alles rozengeur en maneschijn. Uitgevers die zich op de markt van de graphic novel hebben geworpen, slagen er soms niet in om kaf van koren te scheiden, of koesteren te hoge verwachtingen. Het lezerspotentieel blijkt bovendien al bij al nogal mee te vallen. En er mag ondertussen wel wat meer geëxperimenteerd worden. Sébastien Conard verwoordde het recent in Rekto:Verso als volgt: ‘Er heerst een uitgesproken voorkeur voor bepaalde stijlen, genres en thema’s die bij voorkeur ‘massacommuniceerbaar’ zijn en toch enige economische leefbaarheid beloven. Men verkiest beeldverhalen die fris en hedendaags ogen. Die graag vernieuwen, maar voldoende herkenbaar blijven als ‘strips’. Die voldoende ‘toegankelijk’ en het liefst ook vertaalbaar zijn. Bijgevolg primeert de modieuze middenmoot.’ (‘Weg met de kneuterigheid? Heden en toekomst van het Vlaamse stripverhaal’ in: Rekto:Verso, nummer 49, november 2011) Dat is allemaal waar, maar tegelijk zijn er uitzonderingen genoeg te vinden. Conards uitspraak is er een die een algemeen (commercieel) cultureel klimaat duidt en net zo makkelijk toepasbaar is op de staat van de roman, de muziek of de film. Niets nieuws onder de zon. Zzzzzzz, de laatste graphic novel wil niet doemdenken. Wij drukken het medium van het beeldverhaal aan onze borst, wij lezen en kijken tot we er daas van zien en we hebben besloten dat we ons niet in slaap laten sussen door de term ‘graphic novel’. Show, don't tell In de halfslaap komen vaak de grilligste creaturen in het blikveld geslopen. In Zzzzzzz, de laatste graphic novel is dat het veelkoppige monster dat weerstand biedt tegen de stille slaap. De essays in dit nummer getuigen van de onrust die de hier opgenomen beeldverhalen veroorzaken in het hoofd van de lezer. Van koortsdromen tot labyrintische nachtmerries, van visoenen en profetieën tot parallelle werelden. Joost Vandecasteele verklaart de hard-boiled Amerikaanse undergroundcomic zijn liefde. Abdelkader Benali reist door het Egypte van Milan Hulsings Stad van klei. Aimée de Jongh schreef en tekende een beeldessay over manga en geki-ga en delft de psychedelische parel The Box Man van Imiri Sakabashira op. Sven Vitse en Hans Demeyer duiken diep in complexe materie om met verhelderende analyses van werk van Alan Moore, Benoît Peeters & François Schuiten, David Mazzucchelli en Bryan Talbot naar boven te komen. Charles Burns gaat in een ingekleed interview dieper in op zijn oeuvre, en lijndanser Hanco Kolk geeft zich bloot als realist. We presenteren in deze aflevering van DW B een keur - onze (beperkte) keur - aan ‘beeldvertellers’. De restricties die de auteurs/tekenaars opgelegd kregen, zijn door het medium gedicteerd. Er is niet genoeg zuurstof om de lange adem van een beeldverhaal in een enkele DW B te laten gedijen. We hebben de auteurs/tekenaars gevraagd om een korte bijdrage. Bryan Talbot leverde een silent comic, als bewijs dat een beeldverhaal geen tekst nodig heeft - zeker niet als de stilte zich een contraire partner toont van een rauw toekomstvisioen. De weinige tekst die Dominique Goblet en Kai Pfeiffer gebruiken in hun bijdrage bestaat uit teksten uit contactadvertenties en chatsessies, de aanjagers van een intrigerend narratief over verlangen en eenzaamheid. Milan Hulsing brengt een vervolg op zijn Stad van klei, dat door het moment van publicatie ontvangen werd als een parabel over de Arabische Lente in Caïro. In ‘Stille chaos’ zit hij de werkelijkheid dichter op de huid: het Tahrirplein in vol ornaat. En Marc Legendre heeft met ‘Valentijnsdag’ een puur pareltje gemaakt: een compact en complex geconstrueerd drama waarin tekst en beeld onlosmakelijk verbonden zijn. In een apart boekje onderneemt beeldhouwer-tekenaar Koenraad Tinel een nieuwe ‘briljante poging’ om de fragiliteit van het geheugen te counteren. Eddy is een integraal beeldverhaal in 64 intense pagina’s, van de meester van de herinnering, dat eigen labyrint van woord en beeld. ​ ​ ​ Koop DW B terug naar boven

  • BIO | Patrick Website

    Bio Patrick Bassant werd in 1977 in Amsterdam geboren. Hij studeerde Nederlands in Amsterdam en in Leuven en studeerde af op modern Vlaams proza. In 1999 won hij de interuniversitaire verhalenwedstrijd van DW B met het verhaal 'Een pantserkruiser van karton' waarmee hij in 2000 debuteerde. In de jaren daarna publiceerde hij verschillende literaire tijdschriften, zoals nY , De Gids en Tirade . ​ Sinds 2009 is hij kernredacteur van DW B . Hij stelde o.a. themanummers samen over de Graphic Novel , de Graphic Poem , Brussel, Engagement, Finissages, Frankenstein en Outsider Art. ​ Daarnaast is hij een van de medeoprichters van de Reactor , waar hij graphic novels bespreekt. ​ In 2012 verscheen bij uitgeverij Wereldbibliotheek zijn debuutroman Joy . Het boek werd genomineerd voor de Bronzen Uil. In 2014 was hij afgevaardigde op het 12de Europäisches Festival des Debütromans in Kiel. ​ In 2020 verscheen zijn tweede roman, De vlinder in de inktpot . Deze historische roman belandde op de longlist van de Boekenbon Literatuurprijs (v/h AKO). ​ Patrick Bassant woont in Amsterdam Nieuw West met zijn vrouw en drie kinderen. Hij werkt als ambtelijk secretaris van de cliëntenraad van GGZ inGeest . ​ ​

bottom of page