top of page

Zoekresultaat

18 items gevonden voor ""

  • Fragment van Joy | Patrick Website

    JOY (Fragment) Roman, Patrick Bassant, 2012 Het stenen kind Deze wereld heeft een totaal verkeerd beeld van kinderen. En Rick en Bia zaten zeker niet op een kind te wachten. Het is niet makkelijk om er als jong stel achter te komen dat je van seks gelazer kunt krijgen, maar voor overtuigde jaren ‘80-pessimisten was het een ramp. In plaats van je modieus bezig te houden met de ondergang in het algemeen, onder het nadrukkelijk níét als genot ervaren van drugs en pijnlijke muziek, diende je je opeens druk te maken om de ontkenning van het gerieflijke Fuck the Future. Een kind, jouw kind, dat geboren gaat worden tussen de lekkende vaten radioactief afval en vermorzeld zal worden door ronddarrende tanks. Eigenlijk heetten ze Richard en Bianca, maar dat vonden ze niet passen bij hun nieuwe ‘Pretty Hate Machine’-T-shirt. Dat je al je vrije tijd besteedde aan het draaien van zwartgallige platen en het bedenken van strategieën om je tegen de wereld af te zetten, wilde nog niet zeggen dat je niet soms flink aan vakantie toe kon zijn. Wat deed je dan? Kamperen was geen optie – het platteland is voor koeien en natuur is te groen. Vette padden met een barbecue voor een caravan, burgerlullen met een pleerol of badmintonners binnen gehoorsafstand: dat nooit. Ook erg hip toentertijd: de hele wereld rondreizen met vuil ondergoed op je rug. Backpackers. Wat een volk. Rijke westerse kinderen die vertederd raken door sloppenwijken en snotterende bedelaars, die naakt op de tonen van een klankschaal door de wierookdampen dartelen en met respect elkaars luizen toespreken. En die daarnaast hun imago koesteren: basisrespect voor het meezeulen van een instrument dat een ruftende jak nabootst. Bonuspunten voor elk belachelijk land waar je bent geweest, een extra leven voor elke maand doorgebracht in een ingesneeuwd pauperdorp. In geval van twijfel wint de backpacker met de meeste klitten in het haar of met de coolste manier om op een cactus te zitten. ‘Wat is oranje en kleurt leuk bij hippies?’ vroeg Rick als ze een backpacker zagen. ‘Vuur!’ Daarom besloten ze niet naar die walgelijke uithoeken van de wereld te gaan. En al hun vrienden gingen al naar Berlijn. Tering, daar gebeurde zo veel! Er waren zelfs al industrial noise-combo’s die na hun optreden provocerend gewoon géén viaduct opbliezen. En die Muur, die was zogenaamd ontzettend no-future! Alles naar de kloten und tanz zum Tod. Lemmingen, dat waren het. Maar Oslo bleek ook geen beste keuze te zijn geweest. Ze trokken veel bekijks en er scheen weinig zon, maar er was geen klap te doen en het eten was vreselijk. Ze hadden verwacht dat er in zo’n saaie stad wel een interessante undergroundscene moest zijn, maar zij leken de enige nachtvlinders. Na acht dagen ondersteboven aan het plafond van het hostel te hebben gehangen, gaat zelfs de meest fanatieke nihilist met lood in de kisten naar een museum. Pure verveling. Dus zo kwamen ze in het Vigelandpark terecht. Ze hielden het tien minuten vol, die beelden. Alleen de stampvoetende kleuter was wel aardig, de rest vonden ze tergende kitsch. Toen hebben ze nog eens een kwartier naar de bezoekers gekeken, maar al die Thorkilds en Ølivia’s en hun fototoestellen deden het maagzuur meer opspelen dan het plaatselijke eten of Abba. Om wat leven in de tent te brengen, neukten ze eens flink op een van de beelden. Ze hoorden verschrikte gilletjes, maar meer nog het geklik van camera’s. Mannetjes die dit zelf nooit zouden durven. Een buiging leek Rick wat overdreven, dus veegde hij met een groots gebaar zijn lul af aan Bia’s jurk. Het kind voelde zich duidelijk niet welkom. Bia trachtte het te vergiftigen door drugs te snuiven, spuiten, slikken of rectaal in te brengen. ’t Kind meende vader zelfs eens te horen bidden of het niet gewoon kon verstenen. Het kreeg een keiharde kop om zich te beschermen tegen moeders gewoonte van trappen te lazeren. Die kop zou de wraak tijdens de bevalling worden. Het kind trok zich na de geboorte niets aan van de koele ontvangst. Ze werd Joy genoemd en ontkiemde ongestoord in haar eigen wereldje. Dat bestond er in het vroege begin vooral uit dat vreemde mensen haar uit haar wiegje tilden en ‘Laat me eens naar je kijken dan’, of ‘Oooh, wat is ze mooi’ pruttelden. Laat naar jezelf kijken, griezel, dacht Joy in een pril denkbeginnen. Ze dacht niet in woorden, maar haar beweeglijke wenkbrauwtjes en getuite lipjes verrieden wat er in haar hoofd omging. Vrij snel hadden de vreemde mensen genoeg van doen alsof ze baby’s werkelijk interessant vonden. Ze legden Joy terug en gingen bier drinken. Joy hoorde ze praten maar kon niet over de rand van haar wiegje kijken. Boven haar hoofd hingen kleurige vormpjes aan touwtjes en als je daar een klap tegen gaf, zwaaiden ze door elkaar. Alsof ze met elkaar praatten, met de stemmen van de mensen aan de andere kant van de kamer. Zodra je kan kruipen, kan je je wereld aanmerkelijk vergroten, merkte ze. In een straf tempo schuifelde Joy door het huis, dat met twee kamers en een keukentje voor grote mensen niet veel voorstelde. Joy had er een dagtaak aan. Helemaal toen ze in de slaapkamer een vriendinnetje aantrof. Ze begon te kraaien en kroop in galop op haar af. Toen ze te dichtbij kwam, stootten hun kopjes tegen elkaar. Verschrikt keek Joy op en zag het meisje over haar hoofd wrijven. Joy strekte haar handje uit en probeerde de vingers van het meisje te grijpen, maar ze miste steeds. Even keek het meisje heel sip, toen barstten zij en Joy tegelijk in lachen uit. Joy had er een soulmate bij, met hetzelfde gevoel voor humor en een even hard hoofd. Joy vertelde haar dagelijks wat ze allemaal meegemaakt had. Het meisje vertelde zelf nooit een mooi verhaal, maar dat kon Joy wel begrijpen, want ze kwam nooit de slaapkamer uit. Dan maak je ook niks mee, dat is logisch. Voor avonturen moest je de wijde wereld in. Een park met veel groen en mensen op fietsen, mensen met honden, mensen op rolschaatsen, mensen wandelend en op het gras liggend, mensen met kleurtjes en mensen in het zwart, mensen met muziek en mensen die sliepen. Een supermarkt zo groot als wel honderd huizen, stampvol met doosjes, flessen, snoep, oude vrouwen die je met kromme vingers aaiden, appels in verschillende kleuren en een geheimzinnige stem die soms uit het plafond klonk. Een tram, geel, die bij elke bocht vrolijk klingelde, gevuld met mensen in lange jassen, in regenjassen, met grote rugzakken en kleine plastic tassen. Een kinderboerderij met allemaal beestjes die al zo veel kinderen gezien hadden dat het ze geen lor kon schelen, tenzij je met eten aan kwam lopen. Dan verdrongen ze zich om je heen, een kluwen veren en haren die nurkse geluiden maakte en stiekem je wanten probeerde op te peuzelen. En later de school, waar vijfentwintig kindjes bij elkaar kwamen die ongeveer even oud waren. Overal woonden vierjarige kindjes met kleertjes, luizen en soms een bril, die naar je keken, met je speelden en om je moesten lachen. Joy forever Op 9 november 1994, haar vijfde verjaardag, mocht Joy als verrassing mee met papa’s bleke vrienden. Oom Peter en twee mannen namen haar mee met de auto, die tot het dak volgepropt was met gitaren en nog een hoop vreemde spullen. Kende ze die andere twee mannen? Ze hadden zwarte kleren aan, dus het waren vast ook vrienden van papa en mama. Voor haar verjaardag had Peter bedacht dat Joy haar eerste rol in een film mocht spelen. En hij legde uitgebreid uit wat dat betekende. Doen alsof en Peter zou dan zorgen dat ze later zo veel als ze wilde kon kijken naar zichzelf en hoe goed ze kon doen alsof, of zoiets. ‘Maar ik heb al een spiegel,’ wierp Joy tegen. ‘Nee, dit is anders. Je zal het zien, we gaan er een heel speciale dag van maken. Dropje?’ De auto stopte ergens in de duinen en Peter en zijn vrienden laadden de tassen, koffers en de gitaren uit de auto. Joy keek om zich heen; dit had ze nog nooit gezien. Nergens huizen, geen fietsen en nul andere mensen. Wel veel bergen zand en her en der wat groen. We zien wel. Verbaasd liep ze achter de drie mannen aan. Peter gaf haar nog een dropje en vertelde wat ze gingen doen. ‘Op deze plek,’ zei hij, ‘zetten we de camera. Dat ding onthoudt wat jij allemaal doet en laat dat aan andere mensen zien. De camera kijkt naar voren, dus als jij straks door het zand daar loopt, kunnen we alles opnemen. Begrijp je dat?’ ‘Ja hoor,’ jokte Joy. ‘Mooi zo, wat ben je toch slim. Kleed je maar uit.’ Zo slim was ze niet, want dit snapte ze echt niet. Maakte Peter een grapje? Daar leek het niet op. ‘Wat is er? Ben je bang?’ Nee, bang niet. Een beetje gek is het wel. ‘Maar het is hartstikke koud’, mummelde ze terwijl ze Peter strak bleef aankijken. Die schoot in de lach. ‘Rustig maar, daar heb ik iets op bedacht.’ Dat zal wel. Joy kleedde zich pruilend uit en trok de zwarte onderbroek aan die Peter haar gaf. Daarna smeerde hij haar in met een zalfje dat een heerlijk warme gloed gaf. Ze had het gelijk niet koud meer. Toen maakte hij met kohl haar ogen wat zwarter en hield haar een spiegel voor. Een meisje met kippenvel, spookogen en een glimmende onderbroek. ‘En nu gaan we doen alsof. Kom, dit is leuk.’ Joy zag dat verderop een van de vrienden met een lange zwarte jurk en de gitaar klaarstond. ‘Nu gaan we steeds iets anders spelen. Je moet dan eerst naar hem rennen, en als je er bijna bent, dan draai je je om en loop je terug naar de camera. Je mag dan niet naar mij kijken, maar alleen naar dit rode lichtje. Kun je dat?’ Joy dacht van wel. ‘Daarna trakteer ik op een warme chocomel met slagroom bij de zee.’ Dat klonk alsof het ver weg was. Joy rende naar de gitarist, draaide zich om en liep heel boos weer terug. Toen was ze heel blij, huppelde zelfs een beetje. Daarna liep ze verdrietig terug, met haar schouders naar beneden hangend. Elke keer zei Peter dat ze het geweldig deed, dat ze een rasactrice was. Geen idee wat dat was, misschien had het iets met de zee te maken. Joy bleef rennen, verbaasd, misselijk of dorstig. Wat Peter ook vroeg. Tot ze niet meer kon. ‘Mag ik stoppen? Ik vind het superstom en het is koud.’ ‘Nog één keertje, en dan alsof je heel moe bent. Daarna stoppen we, beloofd!’ Joy strompelde weer naar de gitaarman, draaide zich om en sjokte terug. Ze struikelde en viel in het zand. Ze begon te huilen en probeerde het zand van zich af te vegen, maar dat bleef plakken aan de zalf op haar huid. Peter gebaarde dat ze moest komen. Ze veegde de zandkorrels en de tranen uit haar ogen en hompelde uitgeput de laatste meters terug. Peter legde zijn jas over haar bibberende schoudertjes en gaf haar een dikke kus. ‘Jeetje, je bent nog veel mooier dan ik altijd al dacht. Ik ben echt heel trots op je, Joy. Kom, we gaan vlug pannenkoeken eten met zoveel chocolademelk als je op kunt!’ Ze mocht lang opblijven, want er was een feestje. Papa en mama namen haar achter op de fiets mee. Ze stopten bij een gebouw dat een beetje stonk, en waar mensen met felgekleurd haar voor de deur bier uit blik zaten te drinken, met tussen zich in herdershonden die de boel in de gaten hielden. Binnen was het donker en er klonk muziek die Joy thuis ook veel hoorde: stevige metaalklanken en een hoop geschreeuw. Ze werd met een glas appelsap-troebel in een hoek geduwd en stond naar de mensen te kijken, toen Peter op haar afkwam. ‘Ah, mijn prinsesje, wat leuk dat je er ook bent!’ Hij tilde haar op en gelijk kreeg Joy een raar gevoel in haar buik. ‘Hier is de ster van de avond, mensen,’ schalde hij door de zaal. ‘Wil je me nu weer neerzetten alsjeblieft?’ Peter schoot in de lach. ‘Mag ik je niet laten zien? Ben je verlegen?’ ‘Nee hoor, alleen een beetje misselijk.’ ‘Pas maar op met appelsap. Chocomel is veel beter.’ Peter zette haar weer op de grond en gaf haar een aai. Papa en mama waren druk aan het kletsen en andere kinderen waren er niet. De man met de gitaar uit de duinen gaf haar een knipoog, waar ze even verlegen van werd. Een half uurtje en twee appelsapjes later klommen oom Peter, de gitaarman en de derde man van haar verjaardagsfeestje op het kleine podium achter in de zaal. Het publiek werd stil en schuifelde naar het podium. De drie mannen begonnen enorme herrie te maken en Joy zocht een veilig heenkomen. Na een kwartiertje heette Peter iedereen welkom op de presentatie van hun nieuwe plaat. ‘Het volgende nummer wordt iets speciaals,’ zei hij, ‘want we hebben onze eerste videoclip.’ Op een scherm boven de band floepte een licht aan. ‘Life is a joy forever!’ schreeuwde Peter. Zodra ze haar naam hoorde, liep Joy nieuwsgierig tussen de mensen door naar voren. Op het scherm zag ze in zwart-wit een engelachtig meisje rennen, afgewisseld met beelden van een serieus kijkende band en Peter, die deed alsof hij heel boos was. Ze sperde haar oogjes wijd open om niets te missen. Ze zag zichzelf in haar bijna-blootje door het zand rennen. Daar liep ze gekke bekken naar de zaal te trekken. Ze zag zichzelf uitgeput op de grond vallen. Toen het beeld zwart werd, stopte de band met spelen en klonk er heel veel applaus. Peter en Joy glommen van trots. ‘Met alle dank aan mijn beeldschone vriendin daar,’ zei Peter en wees naar haar. Hij stond op het podium, een stuk boven de mensen en Joy zag zijn zwartgelakte vinger van boven naar haar wijzen. Ze voelde zich rood en heet worden toen iedereen nog eens speciaal voor haar klapte. Na het optreden kwamen veel mensen naar haar toe. Een paar bekenden, maar ook vreemden zeiden dat ze het zo goed had gedaan en dat ze zo mooi was. Joy wist niet wat ze moest zeggen, dus ze glimlachte en sloeg haar ogen neer. Hoe kan je nou mooi zijn als je boos of verdrietig bent? Oefenen in verschillende gezichtjes trekken. Even keek Joy blij, meteen daarna teleurgesteld en dan vies. Vreemd genoeg zeiden de mensen dan dingen als ‘Gaat het een beetje?’ of ‘Wat is er met jou?’ en nooit ‘Wat ben je mooi’, laat staan dat ze voor je gingen klappen. Kennelijk werkte dat alleen in een film. Als je steeds anders kijkend door het zand heb gerend, zeggen mensen dat ze je mooi vinden. Ze probeerde thuis nog twee keer in haar onderbroek door de woonkamer te rennen, eerst juichend en huppelend en daarna huilend, maar dat gaf geen ander resultaat dan dat papa en mama haar de kamer uit stuurden. Joy zag nog maar één mogelijkheid, en dat was proberen om op één enkel moment blij, moe, verbaasd en ziek – alles tegelijk te kijken. Dagenlang oefende ze voor haar vriendin en meest kritische fan, totdat ze samen besloten dat het zo goed was. Toen oom Peter later die week langskwam, probeerde ze haar allesgezichtje voor het eerst uit. Direct bij binnenkomst zag hij haar al staan. Hij gaf haar een dikke zoen, maar tilde haar niet op. Ze keek naar de bleke kale kop van haar favoriete oom en hij keek strak naar haar. ‘Weet je dat je echt elke keer dat ik je zie mooier bent, prinsesje?’ Toen Joy twaalf was, net na de eeuwwisseling, keerden papa en mama niet meer terug van vakantie. Zoals elk jaar hadden Bia en Rick haar bij opa en oma gedumpt en waren vierklauwens vertrokken voor welverdiende rust. Ze hadden de auto volgeladen met nostalgische cd’s en waren dit keer richting Zwarte Zee gereden, omdat ze niemand kenden die daar ooit geweest was. Het pittoreske Moldavië leek ze wel wat. Ergens diep in de Karpaten waren ze op een besneeuwd bergweggetje getuige van een auto-ongeluk. Ze waren uitgestapt om niets van het schouwspel te missen, maar hadden te laat gemerkt dat de ambulance bij het keren zijn grip op de weg verloor en richting afgrond gleed. Ze stonden precies op de verkeerde plek foto’s te maken en werden het ravijn in geduwd. Als een andere toerist niet toevallig alles had gefilmd, zou niemand het hebben geloofd. Joy bekeek de beelden later keer op keer, ze wilde zeker weten dat haar ouders niet opeens weer uit de diepte tevoorschijn krabbelden. Oma had voor Joy een stemmig jurkje samengesteld uit Bia’s voddenbaal. Zwart natuurlijk. Ze stond bij de twee kisten: hadden die niet wat kleiner gekund? Zoveel was er ook weer niet uit dat ravijn gevist. Ondertussen trok ze haar allesgezicht, want wat moest ze anders. Joy zat op de voorste rij in het crematorium. Ze voelde de ogen van alle mensen in haar ruk prikken. Er werden toespraken gehouden, maar daar luisterde ze eigenlijk niet naar. Mensen die vertellen dat papa en mama zulke fijne mensen waren geweest. Kaarsen. Opa moest huilen. Muziek, natuurlijk weer van die enge Ian Curtis. Een lange rij in zwart geklede mensen gaf haar later klamme handjes. Ze mompelden wat en legden soms een hand op haar schouder. Een rilling trok door haar rug. Alleen Peter zakte door zijn knieën, zei: ‘Zet ’m op, prinses, ik weet dat je dat kan,’ en gaf een knipoog. Mensen vonden dat ze ‘haar verdriet zo waardig droeg’. Dat was even schrikken. Dan moest haar allesgezicht niet goed zijn geweest, want ze had zichzelf nog niet op verdriet betrapt. Daar had ze eigenlijk nog niet over nagedacht. Track i: Memoires van een standbeeld (…) Als standbeeld ben je je wel degelijk bewust van de weersomstandigheden. De winter is het ergst. Je wordt wakker met een laagje ijs over je oogleden waardoor je de hele dag niet scherp kan zien. Het wordt bovendien laat licht, zodat je zelf nauwelijks zichtbaar bent voor de mensen die langslopen. Die concentreren zich ook nog eens op de weg, bang om uit te glijden. ’s Middags begint het te regenen, vlijmscherpe koude kogeltjes die op je huid blijven liggen. Ze wurmen zich een weg door je poriën en gaan daar uiterst tevreden zitten te bevriezen, waardoor ze uitzetten en je opperhuid proberen open te rijten. De pijn is ondraaglijk. Je bent te benijden als je iemand van niveau voorstelt of op de gevel van een imposant gebouw staat, dan gaan rond vijf uur de bouwlampen bij je voeten aan. Door die hitte smelt de pijn langzaam weg, en je wordt tenminste weer zichtbaar. (…) In een museum ben je niet per se beter af. ’s Nachts krioelen de muizen om je heen, wrijven zich tegen je blote voeten, schijten op je voetstuk. Nachtwakers lopen je voorbij zonder je een blik toe te werpen. Soms zie je een inbreker, maar die is over het algemeen te lui om met je te gaan slepen en kiest voor de makkelijke weg door wat schilderijen uit lijsten te snijden. Al schijnt daar met de stijgende bronsprijs verandering in te komen. En overdag slaat het gepeupel toe. Geborneerde klootzakken die je afkeurend bekijken of zelfs negeren. Hordes schoolkinderen die je piemeltje uitlachen en je aan willen raken met hun kleverige tengeltjes. Toeristen proberen het patina van je lijf te flitsen. ​ ​ Naar boven

  • DWB Frankenstein | Patrick Website

    Frankenstein 200 jaar: Mary Shelley herleeft ​ ​ INLEIDING: Het jaar zonder zomer Door de grote hoeveelheden as die er in de atmosfeer werden geworpen als gevolg van de uitbarsting van de vulkaan Tambora op Sumbawa, iets ten oosten van Java, in april 1815, werd 1816 het jaar zonder zomer. Oogsten vergingen, hongersnood en een cholerapandemie volgden. Eindeloze ellende en fantasieën over het einde van de wereld, geen straaltje zon te bekennen: je zou aan minder willen ontsnappen door op vakantie te gaan. Van 10 juni tot 1 november huurde Lord Byron de Villa Diodati, aan het meer van Genève. Byron had naast bovenstaande nog enkele goede redenen om Engeland te mijden: een scheidingsschandaal en groeiende schulden. Byron werd vergezeld door zijn lijfarts John Polidori. Zijn vriend Percy Bysshe Shelley huurde iets verderop een vakantiehuis, Maison Champuis, met zijn aanstaande, Mary Godwin en hun vijf maanden oude zoontje William. Haar halfzus Claire Clairmont, een ex van Byron en zwanger van hem, was er ook bij. Ook het voormalige Brits parlementslid Matthew Lewis, bekend van zijn schandaalroman The Monk, logeerde er een tijdje. De spanning die in de villa heerste, is zeker niet alleen een gevolg van het voortdurende onweer. Op een zeker moment, tijdens weer een dagenlange periode van onophoudelijke stortregens, waarbij de talloze bliksems zich boven het grote meer alle kanten op vertakten, moet de geletterde groep uit pure verveling overgegaan zijn tot een wedstrijd griezelverhalen vertellen, bij het knetterende haardvuur. Twee van de aldaar ontstane teksten bleken van groot belang voor de ontwikkeling van het griezelverhaal, de gothic novel, de romantiek, de horror in de populaire cultuur. Polidori schreef het verhaal ‘The Vampyre’, een voortzetting van een tekst die Byron begon maar nooit voltooide, en daarmee het eerste echte vampierverhaal, over de adellijke bloedzuiger Lord Ruthven. De tweede tekst die daar ontstond, is Frankenstein, or: the Modern Prometheus. Er is een astronoom die aan de hand van de stand van de sterren heeft bepaald dat het in de nacht van 15 op 16 juni, tussen 2 en 3 uur, moet zijn geweest dat Mary een lucide en angstaanjagende droom kreeg, waarin een bleke student experimenteerde met iets dat hij in elkaar had gezet, een gestrekt lichaam en een krachtige machine, waarna er vonken van leven door het lichaam schieten, zoals ze in het voorwoord van de editie van 1831 schrijft. Matige receptie De gothic novel-specialist Mario Praz heeft er in zijn standaardwerk Lust, dood en duivel1 krap anderhalve misogyne sneer voor over. Hij noemt het ‘een van de vele uitingen van de vrouwelijke imitatiezucht. Omdat de literaire traditie althans tot in onze tijd het monopolie van de man is geweest, is het begrijpelijk dat vrouwelijke schrijvers in hun werk op nogal slaafse wijze vanuit een mannelijk standpunt hebben geschreven. (…) Mary Shelley deed niet meer dan passief een paar van die morbide fantasieën weergeven die toen in de lucht hingen.’ Het ressentiment spat van de pagina af. Mary Shelley-Godwin had het juiste genenpakket om dit boek te schrijven. Haar moeder, Mary Wollstonecraft, staat bekend als een oerfeministe, en haar vader, James Godwin, was niet alleen politiek filosoof en de aartsvader van het Europese anarchisme, maar ook de auteur van de achtervolgingsroman Things As They Are, or the Adventures of Caleb Williams (1794), een van de eerste psychologische thrillers. De filosofische traktaten, de psychologische spanning, de rol van de vrouw in het verhaal, de achtervolging tot in de barste uithoeken van de aarde: Shelley maakte dankbaar gebruik van wat ze meegekregen had. De begaafde student natuurwetenschappen Victor Frankenstein werkt twee jaar bijna onafgebroken aan zijn project om leven te blazen in dode materie. Hij doet zijn best zijn reus van 2,40 meter fraaie gelaatstrekken te geven, maar du moment dat het wezen zijn waterige ogen opent – ‘als je het ogen kunt noemen’ –, zijn maker ziet en reageert in overeenstemming met hoe een ganzenkuikentje het eerste bewegende object dat hij ziet, als zijn moeder beschouwt – Zijn kaken sperden zich open, en hij stootte enkele ongearticuleerde geluiden uit, terwijl een grijns zijn wangen deed rimpelen. Misschien zei hij iets, maar ik hoorde het niet; een hand was uitgestrekt, blijkbaar om me tegen te houden, maar ik ontsnapte en rende naar beneden. – laat Victor zijn schepping volledig aan zijn lot over, geeft hem geen enkel krediet en door te vluchten ontduikt hij de verantwoordelijkheid om een vader en opvoeder, en zelfs schepper te zijn. Het ‘demonische lijk’ geeft het echter niet zo makkelijk op. Hij merkt dat hij overal angst oproept, dat er niemand is die voorbij zijn uiterlijk kan kijken. Niet geheel onbegrijpelijk, want hij schrikt zelf als een verdraaide Narcissus van zijn eigen spiegelbeeld op het wateroppervlak. Zelfs als hij zich de taal heeft geleerd en contact probeert te leggen om zijn nobele inborst te tonen, zich in te zetten voor de medemens, of op een andere manier een menswaardig leven te leiden, stuit hij keer op keer op redeloze angst en agressie. Er is niemand die hem aan wil horen, want er is niemand die hem aan kan kijken. De enige met wie hij een menselijk contact onderhoudt, is een blinde man. Maar ook dat is van korte duur; diens familie jaagt hem weg zodra ze hem ontdekken. Vastbesloten zijn leven niet als opgejaagd wild te leiden gaat het wezen op zoek naar de enige man die hem kan helpen: zijn ‘vader’ Victor Frankenstein. Victor heeft een flinke klap gehad van de gebeurtenissen en herstelt psychisch moeizaam van deze ook voor hem traumatische gebeurtenissen. Het kost het wezen veel overtuigingskracht en een moord op Victors jongste broertje om hem zo ver te krijgen het gesprek aan te gaan. Hij vertelt wat hij al die jaren meegemaakt heeft en eist dat Frankenstein voor hem een vrouw maakt: Ik was vriendelijk en goed; ellende heeft van mij een monster gemaakt. Maak me gelukkig, en ik zal opnieuw deugdzaam zijn. Dan heeft hij de wereld niet meer nodig, dan zal hij geen mens meer lastigvallen, maar verdwijnen naar een onherbergzame plaats waar ze door niemand meer gevonden zullen worden. Frankenstein stemt uiteindelijk in, maar geheel in overeenstemming met zijn verraderlijke karakter, verzaakt hij wederom. Hij wil niet nogmaals zo’n monster scheppen en hij is bang dat de twee zich zullen voortplanten. Wanneer hij zijn belofte niet nakomt, neemt het wezen wraak door nu ook Victors echtgenote te vermoorden. De twee mannen jagen elkaar nu vol wraakzucht achterna over de hele wereld, maar als Victor de uitputting nabij is en door een poolreiziger wordt opgepikt, lukt het hem wel om edel en nobel en scherpzinnig over te komen, terwijl het monster nog steeds de kans niet krijgt zich tot iemand te verhouden. 2018 Mary Shelley schreef op haar negentiende een buitengewoon ambitieus boek waarin een wagonlading aan contemporaine spraakmakende thematiek is opgenomen, en dat ook nu nog vol zit met maatschappelijk en filosofisch relevante onderwerpen. Zonder ook maar in de buurt van volledigheid te komen, noteer ik: Prometheus die het vuur van de goden stal, wetenschapsfilosofie/positivisme, vriendschap, trauma/binding, eerzucht/ambitie, noodlot, techno-apocalyps, maakbaarheid, fertiliteit, feminisme en verhoudingen in de maatschappij, xenofobie en technofobie. Het boek getuigt van een megalomane inzet van een uiterst belezen debutante, en het draagt daar ook de sporen van, in zijn oeverloze overmoed. Door al die aansprekende thema’s, en door het element van achtervolging en de spanning van de gothic novel, heeft het boek een enorme impact gehad. Iedereen kent deze geleerde en zijn monsterlijke creatuur, al zal het dan meer door het beeld dan door het boek komen2. Natuurlijk, het boek kent ook zwakke kanten. Het is te dik, ook binnen de romanwereld zelf ontbreekt het aan vaart, consequentie en geloofwaardigheid en het wemelt van de slordigheden. En alle vertellers hebben dezelfde toon. De tweehonderdste verjaardag van de roman is een gelegenheid om de onbevangen debutante Mary Shelley te laten eren door haar literaire achterkleindochters, de hemelbestormers van nu, de belezen jonge vrouwen die aan de haal kunnen gaan met Shelleys thematiek en hun eigen creaturen kunnen scheppen. Het is tijd voor weer een nieuwe Prometheus, een nieuwe dief van het vuur. Voor nieuwe vertellers, fris van toon en begeesterd door de filosofie en het feminisme van vandaag. Zij laten Mary Shelley in volle glorie herleven. ​ Noten Bekender onder de Engelse titel The Romantic Agony, 1933; oorspronkelijk La carne, la morte e il diavolo nella letteratura romantica, 1930. De internet-movie database IMDB vermeldt het indrukwekkende aantal van tweehonderd titels van films of tv-series als je zoekt op Frankenstein, verschenen tussen 1910 en 2018. Hoewel dit enorm bijgedragen heeft aan de populariteit van het boek, en misschien zelfs wel de reden is dat we Mary Shelley nu nog kennen, zijn al die verfilmingen dunne bewerkingen van het rijke origineel. Elke verfilming kan maar een flard van de patchworkdeken aan thema’s en motieven uit de roman verwerken. Koop DW B

  • DWB Graphic Poem | Patrick Website

    ‘Het beeld in de arena van taal.’ Focus op de graphic poem Inleiding. Patrick Bassant Een man zit aan een tafel en denkt diep na. Om zijn hoofd hangt een aura van spinrag. Het denken lijkt niet te willen vlotten, de man kijkt er moeilijk bij en de spin kruipt nader en nader. Plots slaat een bliksem in zijn hoofd en als de man is bijgekomen van de schrik, komt er een prachtig vrouwtje uit zijn hoofd gekropen. Hij pakt haar vast, bekijkt haar, koestert haar, aanbidt haar zelfs maar beseft al snel dat hij haar niet voor zichzelf mag houden. Met een traan in zijn ogen neemt hij afscheid van de vrouw, stopt haar in een envelop en zendt haar de wereld in. In 1920 snijdt Frans Masereel de prenten van wat later zijn favoriete boek zal worden, L’Idée . Deze beeldroman bestaat uit 83 houtsneden waarin het verhaal verteld wordt van de idee, die ten tonele komt, dwaalt, een man ontmoet aan wie ze de idee doorgeeft. Haar geliefde wordt hiervoor gestraft en geëxecuteerd. De idee neemt zich voor om een betere manier te vinden door zich aan zoveel mogelijk mensen kenbaar te maken. Via de nieuwe massamedia zoals krant, radio en film weet ze iedereen goed op te poken en uiteindelijk lukt het haar om mensen met elkaar van gedachten te laten wisselen, misschien wel over haar, haar idee. Het lukt Masereel dit hele verhaal, dat in feite een poëtische weergave is van zijn politieke ideeën, en in die zin tamelijk abstract, toch weer te geven in tastbare prenten, waarin zowel de veelheid van indrukken in de stad, de dreiging van het regime als het ontluikende kapitalisme in beeld worden gebracht. Het hele boek wordt door Masereel immers opgebouwd als een woordloze allegorie. De nochtans diffuse notie van een idee wordt voorgesteld als een naakte, jonge vrouw, die gekleed, en dus ongevaarlijk gemaakt, of zelfs verborgen dient te worden. Of met urine en zeisen verjaagd. Meer dan als het idee, de toevallige vlaag van inspiratie, moeten we de idee begrijpen als inzicht, wijsheid, construct. De idee, niet toevallig ontstaan aan een schrijftafel, geboren uit het hoofd van de kunstenaar en vervolgens leven ingeblazen door een bliksem – als de geestelijke tegenvoeter van Mary Shelleys Frankenstein – begeeft zich in de wereld en zet de mensheid aan tot revolte. Natuurlijk is de meest voor de hand liggende lezing van L’Idée een politieke. Masereels expressionisme heeft steeds een onmiskenbare politieke lading gehad, zonder dat zijn werk in een bepaalde hoek gedrukt moest worden. Het is goed denkbaar dat L’Idée als primair doel had om analfabete arbeiders en landarbeiders de weg naar een alternatief te wijzen. De Oktoberrevolutie in de Sovjet-Unie speelt in 1920, als het boek in Parijs verschijnt, een belangrijke rol in Europa’s artistieke en politieke ontwikkeling. De clerus en de kapitalisten vrezen de idee het meest, zeker als zelfs openbare boekverbrandingen niets meer uithalen. Maar L’Idée is meer dan een revolutionair traktaat, juist omdat het ook zo universeel leesbaar is. Zoals de denker aan het begin van het verhaal, met tranen in de ogen, zijn Idee los moet laten en er afscheid van moet nemen. Hij stuurt het de wereld in, waar het een eigen leven gaat leiden, en het leven van vele mensen infecteert. Het is een universeel verhaal van de eenzame schepper, van de miskenning, van de vervolging, van de triomf, van de liefde. Er worden vensters geopend, en daar klinken vele geluiden door. Een complex gegeven wordt vertaald in beeldspraak, waardoor op een versleutelde manier iets aan de lezer wordt verteld. Welk idee, wordt nergens geëxpliciteerd. Dit gebruik van beeldspraak creëert een zekere openheid, waardoor we het boek op verschillende manieren, én in verschillende lagen kunnen gaan lezen. Klinkt dit bekend? Als in een gedicht, jazeker. Vergezocht is het dus niet om L’Idée van Masereel te interpreteren als een graphic poem avant-la-lettre. Bij het samenstellen van deze focus rond de graphic poem namen we L’Idée dan ook als vertrekpunt. We vroegen aan een selectie van auteurs en illustratoren om een eigentijdse versie te creëren van deze oer-graphic poem en daarmee het genre te onderzoeken. Masereels keuze voor een pure, grafische taal in zwart-wit leek ons daarbij een extra uitdaging en een belangrijke keuze voor de kunstenaars was natuurlijk tekst of geen tekst? Wide Vercnocke, de man die zijn geliefde sofa niet uitkomt als het niet strikt noodzakelijk is, brengt in zijn tekenstijl een hommage aan de houtsnijkunst van Masereel, maar inhoudelijk lijkt zijn personage eerder te lijden onder zijn muzen dan dat hij er grootse triomfen van verwacht. De vleesgeworden hersenspinsels spannen eerder tegen hun schepper samen dan dat ze de straat op gaan om tot een revolutie op te roepen. Het kan niet altijd feest zijn. Tuitel, de ondernemende kabouter met blokjurkje die de neiging heeft te verdwalen in duizelingwekkende vormexperimenten, probeert in de bijdrage van Wasco binnen de lijntjes te blijven. Tuitel loopt door de stad met zijn tekenstift in de hand en probeert de wereld als zijn canvas te zien, maar er wordt op hem geloerd. Er zijn opzichters, stoorzenders, of er dreigt natuurgeweld. Gelukkig niets dat de kabouter tegen kan houden zijn dwarse ideeën uit te voeren. Zolang Tuitel rond blijft lopen is er hoop voor de tekenkunst. Luc Fierens kiest voor een radicaal andere kant. Hij maakt een mash-up, een grove montage van wat ik verdenk Italiaanse fotoromans uit de jaren 1960 te zijn, plastische zelfverdedigingsinstructies en een prachtige verzameling ‘gevonden’ regels, over revolutie, semiotiek en kapitalisme. Het is een ongemakkelijk wringen van de kunst in de samenleving, wat je ook in het beeld terugziet in de gescheurde randen, of onleesbare tekst. ‘De literatuur is een massafenomeen geworden. Nog nooit worden zoveel kookboeken verkocht.’ Een oproep tot zelfverdediging van de kunst en een beschrijving van de arena van de taal. Woordloos is de bijdrage van Jürgen Walschot. Moderne technologie komt het oude Idee van Masereel te hulp. Het witte vrouwtje verstuurt zichzelf per e-mail, als een bijlage met een virus. Ze plundert een amfoor met inkt, en als een besmettelijke vlek duikt ze weer het diepe Web in. Er hoeft zelfs geen actief handelen door een mens aan te pas te komen. Voor een modern idee is een verbaasde kat al voldoende om viral te gaan. Ook Hans Wap heeft geen woorden nodig voor zijn stilistische tekeningen die op houtsneden lijken, maar die kracht paren aan de technische mogelijkheden van de computer. Boeken als bladeren, bomen als hersenspinsels, boeken als gaten in de chaos, de lezer als verlicht, hoogstaand mens, ideeënvlucht: met uiteenlopende beelden componeert hij illustraties die qua techniek aan Masereel doen denken, maar ons ook meevoeren naar deze tijd. Bij Annemarie Estor daarentegen is het woord weer leidend. Rondom een kantelende, steeds vanuit een ander focuspunt bekeken oervorm, die door stille personages beklommen is en doet denken aan een Arabisch letterteken, ronkt een zwerm van zwierig gekalligrafeerde woorden, exotische namen en Zurenborgs dialect, waarin het zoemt en sist van assonantie en bezwering. Het ronken van de poëtische taal is ook thema in Randall Casaers bijdrage. Ergens, anoniem in de grote stad, proberen twee mensen in elkaar op te gaan, wat volgens de beelden prima lijkt te lukken. Het is dat een van de twee probeert het geheel in metaforen te vangen – zijn positie ten opzichte van de ander en de maatschappij te duiden – dat maakt dat de natuurlijke gang van zaken stokt. Taal en ideeën kunnen nog meer dan mensen tot opstand bewegen. Je moet niet uitsluitend over ideeën praten, maar je moet ze juist beleven. Wat bij Masereel begeesterend werkt, doodt bij Randall C. net de lust. Ten slotte trekt Lies van Gasse in haar bijdrage ‘Idee 2.0’ alles uit de kast. Linoleumsnedes, al dan niet digitaal bewerkt, soms drie lagen dik over elkaar gelegd, vol dramatische beelden, betekenisvolle details, volgen een klein wezentje dat door het hoofdpersonage gevonden wordt, en zich ontwikkelt tot iets dat groter wordt dan zijzelf. In de geheimzinnige strofen die het beeldmateriaal aanvullen, wordt de tocht gevolgd van een idee die op zoek gaat naar een thuis, waar die uiteindelijk geboren kan worden. Naast deze staalkaart van wat de graphic poem vermag en in welke gedaantes hij tevoorschijn kan komen, proberen wij de graphic poem in een drietal essayistische bijdragen nader en dieper te verkennen. Sébastien Conard maakte een beeldessay waarin hij de historische relatie tussen woord en beeld onderzoekt. Middels citaten uit de geschiedenis van het beeld, de poëzie en uit de wetenschappelijke literatuur op dit gebied, schetst hij de vroege stamboom van de graphic poem. Toon Horsten schreef een positiebepaling van de graphic poem. Voorzichtig, maar daarom niet minder polemisch, concentreert hij zich op de relatie tussen de graphic poem en zijn grote en bekendere broer, de graphic novel en hun beider positie in het artistieke veld. Ten slotte maakt mijn medecurator van dit nummer, Lies van Gasse, de balans op en gooit de vensters wijd open. Luid klinkt het van alle kanten. Laat de graphic poem bloeien! Op het laatste moment voegden wij de graphic poem ‘Vergane glorie van rook’ van Tania Verhelst toe. Een estafette van taal en beeld, van rook en intimiteit, maar ook inspiratie in vuile asbakkleuren en de romantiek van natte peuken. Misschien zijn dat wel de belangrijkste dingen die mensen met elkaar delen. Of hoe er twintig Ideeën in een doosje passen. ​ ​ ​ Koop DW B

  • NEWS & EVENTS | Patrick Website

    NEWS & EVENTS I'm a paragraph. Click here to add your own text and edit me. It’s easy. Just click “Edit Text” or double click me to add your own content and make changes to the font. Feel free to drag and drop me anywhere you like on your page. I’m a great place for you to tell a story and let your users know a little more about you. 01 I'm a title. Click here to edit me . I'm a paragraph. Click here to add your own text and edit me. It’s easy. Just click “Edit Text” or double click me to add your own content and make changes to the font. Feel free to drag and drop me anywhere you like on your page. I’m a great place for you to tell a story and let your users know a little more about you. 02 I'm a title. Click here to edit me. I'm a paragraph. Click here to add your own text and edit me. It’s easy. Just click “Edit Text” or double click me to add your own content and make changes to the font. Feel free to drag and drop me anywhere you like on your page. I’m a great place for you to tell a story and let your users know a little more about you. 03 I'm a title. Click here to edit me . I'm a paragraph. Click here to add your own text and edit me. It’s easy. Just click “Edit Text” or double click me and you can start adding your own content and make changes to the font. Feel free to drag and drop me anywhere you like on your page. I’m a great place for you to tell a story and let your users know a little more about you. 04 I'm a title. Click here to edit me. ​ I'm a paragraph. Click here to add your own text and edit me. It’s easy. Just click “Edit Text” or double click me to add your own content and make changes to the font. Feel free to drag and drop me anywhere you like on your page. I’m a great place for you to tell a story and let your users know a little more about you. 05 I'm a title. Click here to edit me. ​ I'm a paragraph. Click here to add your own text and edit me. It’s easy. Just click “Edit Text” or double click me to add your own content and make changes to the font. Feel free to drag and drop me anywhere you like on your page. I’m a great place for you to tell a story and let your users know a little more about you.

  • Lijst van historische personages | Patrick Website

    Niet-uitputtende lijst van historische personages Joris Ivens, Ernest Hemingway en Ludwig Renn, tijdens de opnames van The Spanish Earth . De fotograaf is onbekend, het is niet ondenkbeeldig dat cameraman John Fernhout deze foto maakte, of de setfotograaf Pit. Fragment Historische personages Jef Last, dichter, propagandist, officier, sinoloog De literair-historische gebeurtenis van 2020 zal de publicatie van Rudi Westers Jef Last-biografie zijn, die gepland staat voor oktober, corona volente. Jef Last is een soort eenpersoonstwintigste eeuw van de linkse actie. Jef Last heeft in zijn leven talloze verschillende baantjes gehad, waaronder mijnwerker, matroos, bordenwasser, salesman, bankwerker, filmexplicateur, chauffeur en secretaris van Henk Sneevliet, jeugdleider, redacteur van verschillende bladen, waaronder Links Richten, maar ook acteur, antikoloniaal, adviseur van Soekarno, lijstduwer van Provo. Daarnaast promoveerde hij in de sinologie, was hij goed bevriend met André Gide, betrokken bij de oprichting van de Shakespeare Club (de voorloper van het C.O.C) en klom hij van soldaat op tot kapitein in de Spaanse Burgeroorlog, waarna hij bijna vermalen werd in de scherpe raderen van de communistische machinerie. Zijn boeken, zowel romans als poëzie, verkochten goed maar worden niet gerekend tot de hoge literatuur, tot de canon. Dat is vermoedelijk ook nooit zijn streven geweest, maar vanuit literair historisch perspectief is zijn werk en zijn leven, als spil van de arbeiderscultuur, wel degelijk van belang en aan herwaardering toe. Tenslotte zijn veel van zijn boeken prima leesbaar en is zijn verslag van de burgeroorlog een van de weinige eerlijke teksten in een woud van mythevorming en propaganda. Gerda Taro, Hongaarse pionier van de oorlogsfotografie Met haar charmante verschijning, vastbeslotenheid en doodsverachting was Gerda misschien wel de meest effectieve fotograaf van de burgeroorlog. Samen met haar partner Endre …hadden ze besloten hun foto’s onder het stoer Amerikaans klinkende Robert Capa te publiceren. Toen Gerda hoorde van de grote slag bij Brunete, was Robert in Parijs om hun foto’s te slijten aan persbureaus. Ze drong zich naar voren om foto’s te maken, sprong in volle actie op de treeplank van een personenauto (die van Generaal Walter) en overleed toen de auto tegen een tank botste. Ze kreeg een enorme begrafenis op Père Lachaise in Parijs maar raakte al snel in de vergetelheid. Pas sinds enige tijd wordt haar essentiële rol in de geschiedenis van de oorlogsfotografie en in de totstandkoming van de mythe Robert Capa weer beter belicht. Johan Brouwer, moordenaar, journalist, hispanist, verzetsman Johan Brouwer deed in zijn studententijd een Raskolnikofje: kon hij het bestaan van god via het bestaan van een geweten aantonen door iemand te vermoorden? Samen met zijn broertje doodde hij een zwendelaar. Tijdens zijn gevangenisstraf leerde hij Frans en Spaans en binnen twee jaar na zijn vrijlating studeerde hij af in die twee talen, en promoveerde bovendien in 1931 op een proefschrift over de Spaande mystiek. Ten tijde van de opstand reisde hij naar Spanje als journalist van de NRC, maar na enige tijd begon Brouwer de zaak minder vanuit liberaal standpunt te bekijken. De NRC stuurde hem de laan uit, de lezers van deze krant waren niet gediend van deze koerswijziging. Voortaan schreef hij voor De Tijd (katholiek) en de Groene Amsterdammer over de gebeurtenissen in Spanje. Toen de Joodse lector Spaans van de UvA, J.A. van Praag, wegens een Berüfsverbot vertrok, werd Brouwer zijn opvolger. De NSB die wist van zijn linkse sympathieën, begon een hetze: Schande! Een veroordeeld moordenaar als hoogleraar aan de hoofdstedelijke universiteit! Brouwer legde zijn functie neer en verdween in het verzet. Hij was betrokken bij de overval op het bevolkingsregister in Amsterdam, samen met o.a. Willem Sandberg, Gerrit van der Veen en Willem Arondéus. En werd in april 1943 gearresteerd. Op 1 juli door de SS gefusilleerd in de duinen, momenteel begraven op de erebegraafplaats in Bloemendaal. John Fernhout, cameraman, zoon van Charley Toorop, man van Eva Besnyö Johns opa was een beroemd schilder, zijn moeder ook. John groeide op in Bergen, in het speciaal voor het gezin ontworpen huis De Vlerken (Piet Kramer). Hoewel, eigenlijk was het een huis waar vooral genoeg licht inviel voor het schilderwerk van Charley. Johns broer Edgar had schildertalent, die mocht blijven. John en zijn zuster pasten hier minder goed. Als veertienjarige wordt John als hulpje aan Joris Ivens aangeboden – misschien kon die er iets van maken. Fernhout groeide op als cameraman, voor Ivens, maar ook voor Henri Storck voer hij anderhalf jaar mee op het schip De Mercator om materiaal te schieten. Storck maakte er drie films van. Jef Last, dichter, propagandist, officier, sinoloog De literair-historische gebeurtenis van 2020 zal de publicatie van Rudi Westers Jef Last-biografie zijn, die gepland staat voor oktober, corona volente. Jef Last is een soort eenpersoonstwintigste eeuw van de linkse actie. Jef Last heeft in zijn leven talloze verschillende baantjes gehad, waaronder mijnwerker, matroos, bordenwasser, salesman, bankwerker, filmexplicateur, chauffeur en secretaris van Henk Sneevliet, jeugdleider, redacteur van verschillende bladen, waaronder Links Richten, maar ook acteur, antikoloniaal, adviseur van Soekarno, lijstduwer van Provo. Daarnaast promoveerde hij in de sinologie, was hij goed bevriend met André Gide, betrokken bij de oprichting van de Shakespeare Club (de voorloper van het C.O.C) en klom hij van soldaat op tot kapitein in de Spaanse Burgeroorlog, waarna hij bijna vermalen werd in de scherpe raderen van de communistische machinerie. Zijn boeken, zowel romans als poëzie, verkochten goed maar worden niet gerekend tot de hoge literatuur, tot de canon. Dat is vermoedelijk ook nooit zijn streven geweest, maar vanuit literair historisch perspectief is zijn werk en zijn leven, als spil van de arbeiderscultuur, wel degelijk van belang en aan herwaardering toe. Tenslotte zijn veel van zijn boeken prima leesbaar en is zijn verslag van de burgeroorlog een van de weinige eerlijke teksten in een woud van mythevorming en propaganda. Ludwig Renn, veteraan, schrijver, kolonel Renn is het pseudoniem van de Saksische edelman Arnold Vieth von Golßenau, officier in het Duitse leger tijdens WOI. Hierover schrijft hij in 1928 de internationale bestseller Krieg (als Oorlog vertaald door Arthur Lehning), een paar maanden voor Im Westen nichts Neues van Remarque en A farewell to arms van Hemingway. Daarna maakt hij carrière in de democratische gelederen van Duitsland, vanaf 1928 in de communistische KPD. Dit brengt hem in conflict met de opkomende nazi's, die hem aanklagen wegens 'literair hoogverraad.' Hij weet Duitsland te ontvluchten, en voegt zich in augustus 1936 bij de Republikeinen in Spanje. Daar was militaire ervaring schaars, dus hij is er zeer welkom. Eerst was hij commandant van het Ernst Thälmann bataljon, later werd hij stafchef van de 11de Brigade. Hij leidde de uittocht van de Internationale Brigade toen die in 1938 Spanje moesten verlaten. Via een omweg in Mexico keerde hij terug in de DDR waar hij hoogleraar werd in Berlijn en onder andere militair-historische traktaten schreef, alsmede kinderboeken. Hij ligt begraven in Berlijn, in een graf met zijn beide partners. Dit is verder niet relevant, maar wel wetenswaardig, vind ik. Joris Ivens, filmpionier, regisseur, De vader van Ivens was oprichter van de fotografieketen CAPI en ook diens vader werkte als fotograaf. Ivens' eigen interesse ging uit naar film - toch fijn als die dure spullen tegen inkoopsprijs kunnen worden aangeschaft. Ivens heeft in zijn lange carrière belangrijke documentaires gemaakt, met een activistische en politiek inslag, vaak met John Fernhout als cameraman. Dat leverde hem het verwijt van propagandist voor dictaturen op. Toen hij na de WOII door de Nederlandse regering naar Indië werd gestuurd om een film te maken over Nederlands-Indië na de Japanse bezetting, begon hij na uitgebreide gesprekken met havenarbeiders over de Nederlandse invloed in Nederlands-Indië, te twijfelen of hij wel aan de goede kant stond. Hij leverde zijn opdracht in en maakte Indonesia Calling, een film over de onafhankelijkheidsstrijd in de verse Republiek Indonesië. Nederland beschouwde dit als landverraad en pas in 1985 werden officiële excuses aangeboden. Michail Koltsov, Russisch schrijver, sterreporter, spion Koltsov was een culturele topspion van Stalin. Als er iets op literair of cultureel gebied moest worden bewerkstelligd, was Koltsov van de partij. Hij was de man die Gide en Last begeleidde op hun lange rondreis door de Sovjet Unie, hij was de man die het eerste en het tweede congres van antifascistische schrijvers organiseerde, hij was dagbladjournalist voor de Pravda, maar als er nood aan de man was, kon hij ook een groep van 1000 krijgsgevangenen laten verdwijnen. Op de een of ander manier was hij alomtegenwoordig in de jaren dertig, en overal van op de hoogte. Rond 1938 werd hij door André Marty zwartgemaakt bij Stalin; iets dat in de periode van de grote zuiveringen niet veel mensen overleefden. Hij werd in februari 1940 geëxecuteerd wegens trotskisme. André Malraux, Frans schrijver, squadronleider, fantast, minister van cultuur Malraux was een man die erg goed was in zijn eigen PR. Veroordeeld kunstrover in Cambodja, squadronleider in de Spaanse burgeroorlog (zonder zelf een vliegbrevet te hebben), verzetsman en vriend van De Gaulle, eindigend als minister van cultuur van Frankrijk. Zijn roman over de Spaanse Burgeroorlog, L’Espoir (De hoop), is niet om door te komen. Maar hij redde Jef Lasts leven. Dora Maar, Frans fotograaf, schilder, dichter Dora is momenteel vooral bekend als liefje-van, of model-van, doch is een geweldig fotograaf, die prachtige tamelijk surrealistische en melancholieke beelden kon maken. Op de Wereldtentoonstelling had ze als taak om de totstandkoming van de Guernica nauwgezet vast te leggen. Het framen van een meesterwerk, zo ongeveer. Dat heeft ze goed gedaan. Generaal Walter, Pools militair en zuipschuit. Nomme de guerre van Karol Świerczewski, Poolse generaal die in dienst van het rode leger vocht, vanaf 1918 tot hij vermoord werd in 1947. Leidde in Spanje de XIVde internationale Brigade. Werd na de Spaanse burgeroorlog opgehemeld als communistisch icoon, maar verzoop in de wodka. Zijn militaire onvermogen werd met de mantel der liefde bedekt, vermoedelijk dankzij hoge connecties. Was eveneens fervent amateur-fotograaf. André Marty, Frans muiter, chef van de IB, losgeslagen gek, partijbons Politiek commissaris van de Internationale brigades met een kort lijntje naar Stalin. Held van de muiterij op de Jean Bart in de Zwarte zee in 1919. Aan de legendevorming rondom die muiterij werkten hij en de partij nijver mee. In Spanje zwaaide hij de scepter over de Internationale Brigades, die hij als zijn persoonlijke keurtroepen beschouwde. Problematisch was zijn angst voor spionnen, voor de vijfde kolonne van mensen die zich onder valse voorwendselen aangemeld zouden hebben bij de IB om vanuit daar moraal en tactiek te dwarsbomen. Dit leidde tot een onwaarschijnlijk aantal van 500 gefusilleerde vrijwilligers – mensen die have en goed opgegeven hadden om tegen het fascisme te strijden, die vaak een zeer barre tocht hadden gemaakt om bij de brigades te komen en vaak niet meer aanleiding gaven dan moeite met de discipline in het leger. Het leverde hem de bijnaam De slachter van Albacete op. Zijn contacten met Stalin, met wie hij een grote angst voor spionnen, trotskisten, anarchisten en meer van dat soort tuig deelde, kostten veel mensen de kop. Veel Sovjetmilitairen die in Spanje boven het maaiveld kwamen, door populariteit of strategische daden, werden in de massaprocessen van de jaren dertig in Moskou ‘ontmaskerd’ als spion en afgemaakt. Harry Doméla, Duits oplichter en schrijver Harry kwam als berooid kindsoldaat uit de Eerste Wereldoorlog. Om te overleven, tooit hij zichzelf met aristocratische namen, totdat iemand vermoedt dat hij de kleinzoon van de gevluchte keizer Wilhelm is. Harry speelt het spel mee, en na zijn ontmaskering, schrijft hij er een smeuïge bestseller over. Zijn geld verdwijnt echter weer snel en hij besluit zich aan te melden bij de internationale brigades. Daar vertrouwen ze hem niet. Samen met Last reist hij in een vliegtuig van Malraux naar Spanje en ze melden zich bij het reguliere Republikeinse leger. Tot Lasts vertrek uit Spanje blijven ze samen, maar daarna belandt Harry in een gevangenenkamp waar hij op voorspraak van Gide uit gered wordt. Hij vlucht naar Zuid-Amerika en leidt daar een berooid en stateloos leven. André Gide, Frans auteur, fellow traveller, pedofiel, Nobelprijswinnaar Gide was al een wereldberoemd schrijver toen hij zich voor het communisme (en arbeidersjongetjes) begon te interesseren. Stalin bood hem een reis door de Sovjet Unie aan, zoals gebruikelijk was om de internationale elite te laten zien wat de verdiensten van het communisme zijn, de zogenaamde fellow travellers . Gide liet zich geen zand in de ogen strooien en schreef een kritisch reisverslag, dat de warme banden met de partij doorsneed: Retour à la U.R.S.S. Het leverde woedende reacties op, en bijna een resolutie tegen hem op het Tweede Internationale Congres van Antifascistische Schrijvers. Juan Negrín, minister van financiën en later minister president van Spanje ​ Franz Hellens, Belgisch auteur van surrealistisch proza ​ Rafael Alberti, Spaans dichter, voorzitter van de Alliantie van antifascistische schrijvers ​ Mark Kolthoff, Arbeiders-fotograaf, schilder, cineast ​ Sergei Shpigelglass, 1897-1941, spion, moordenaar, hoofd contraspionage in Europa van de NKVD ​ Denis Marion, Belgisch journalist, advocaat, schaker ​ Johan Brouwer, moordenaar, journalist, hispanist, verzetsman Johan Brouwer deed in zijn studententijd een Raskolnikofje: kon hij het bestaan van god via het bestaan van een geweten aantonen door iemand te vermoorden? Samen met zijn broertje doodde hij een zwendelaar. Tijdens zijn gevangenisstraf leerde hij Frans en Spaans en binnen twee jaar na zijn vrijlating studeerde hij af in die twee talen, en promoveerde bovendien in 1931 op een proefschrift over de Spaande mystiek. Ten tijde van de opstand reisde hij naar Spanje als journalist van de NRC, maar na enige tijd begon Brouwer de zaak minder vanuit liberaal standpunt te bekijken. De NRC stuurde hem de laan uit, de lezers van deze krant waren niet gediend van deze koerswijziging. Voortaan schreef hij voor De Tijd (katholiek) en de Groene Amsterdammer over de gebeurtenissen in Spanje. Toen de Joodse lector Spaans van de UvA, J.A. van Praag, wegens een Berüfsverbot vertrok, werd Brouwer zijn opvolger. De NSB die wist van zijn linkse sympathieën, begon een hetze: Schande! Een veroordeeld moordenaar als hoogleraar aan de hoofdstedelijke universiteit! Brouwer legde zijn functie neer en verdween in het verzet. Hij was betrokken bij de overval op het bevolkingsregister in Amsterdam, samen met o.a. Willem Sandberg, Gerrit van der Veen en Willem Arondéus. En werd in april 1943 gearresteerd. Op 1 juli door de SS gefusilleerd in de duinen, momenteel begraven op de erebegraafplaats in Bloemendaal. Ernest Hemingway, schrijver en journalist, reiziger, macho, Nobelprijswinnaar Hemingway was al een gevierd schrijver toen hij werd gevraagd om te helpen met het maken van Joris Ivens' film over de gebeurtenissen in Spanje. Hij verving zijn vriend John Dos Passos, die het vreselijk vond in Spanje. Hemingway liet zich bijscholen door Ivens en genoot van alles om hem heen. Hij spreekt de voice over zelf in, omdat een geoefende acteur (Orson Welles) te beschaafd klinkt. ​ Zijn mannelijkheid is zo compleet dat het lachwekkend wordt. Een cocktail van testosteron, alcohol en grootspraak. Wil graag gezien worden als jager op groot wild, in ruime zin. Hij verslijt de mooiste vrouwen, schrijft de dikste boeken, vangt de grootste vissen, voert het hoogste woord. Gerda Taro, Hongaarse pionier van de oorlogsfotografie Met haar charmante verschijning, vastbeslotenheid en doodsverachting was Gerda misschien wel de meest effectieve fotograaf van de burgeroorlog. Samen met haar partner Endre Friedmann hadden ze besloten hun foto’s onder het stoer Amerikaans klinkende Robert Capa te publiceren. Toen Gerda hoorde van de grote slag bij Brunete, de eerste belangrijke slag die de republikeinse legers wonnen, was Robert in Parijs om hun foto’s te slijten aan persbureaus. Ze drong zich naar voren om foto’s te maken, sprong in volle actie op de treeplank van een personenauto (die van Generaal Walter) en overleed toen de auto tegen een tank botste. Ze kreeg een enorme begrafenis op Père Lachaise in Parijs maar raakte al snel in de vergetelheid. Pas sinds enige tijd wordt haar essentiële rol in de geschiedenis van de oorlogsfotografie en in de totstandkoming van de mythe Robert Capa weer beter belicht. John Fernhout, cameraman, zoon van Charley Toorop, man van Eva Besnyö Johns opa, Jan, was een beroemd schilder, zijn moeder ook. John groeide op in Bergen, in het speciaal voor het gezin ontworpen huis De Vlerken (Piet Kramer). Hoewel, eigenlijk was het een huis waar vooral genoeg licht inviel voor het schilderwerk van Charley. Johns broer Edgar had schildertalent, die mocht blijven. John en zijn zuster pasten hier minder goed. Als veertienjarige wordt John als hulpje aan Joris Ivens aangeboden – misschien kon die er iets van maken. Fernhout groeide op als cameraman, voor Ivens, maar ook voor Henri Storck voer hij anderhalf jaar mee op het schip De Mercator om materiaal te schieten. Zo filmde hij het ontvoeren van anderhalf Moai op Paaseiland, maar ook het Neptunusritueel aan boord. Storck maakte er drie films van. Omdat een cameraman alles ziet maar zelf onzichtbaar is, is hij voor een romanschrijver een dankbaar slachtoffer om van allerlei duistere zaken op de hoogte te zijn. Ik denk dat het personage in De vlinder in de inktpot en de werkelijke persoon Fernhout verder uit elkaar liggen dan bij de andere historische personages in de roman. ​ ​ ​ Mathieu Corman, Belgisch journalist, reiziger, boekhandelaar Corman was een zeer kleurrijke boekhandelaar. Hij was boekhandelaar in grote lijnen, en als het even kon, trok hij de wereld door op zijn motor, op zoek naar verhalen en boeken. Als het uitkwam, was hij journalist voor Le Soir of vocht hij mee met de befaamde anarchist Buenaventuro Durruti. Hij had een wereldwijde primeur met zijn verslag van het bombardement op Guernica en nam als bewijs niet gedetoneerde brandbommen met ingegraveerde swastika’s mee. Toen niemand die bommen van hem aan wilde nemen, bewaarde hij ze in zijn boekhandel… Daarnaast is de moeite die hij zich getroostte om boeken van ver voorbij het ijzeren gordijn te verkopen legendarisch, alsmede zijn scherpe aanvallen op de benepen Vlaamse leescultuur van vroeger tijden. Boeken met verkeerde of onzedelijke inhoud waren principieel bij hem wel verkrijgbaar. Zijn filiaal in Oostende is nog steeds een fier monument van oprechte boekenliefde. Pablo Picasso, Spaans schilder van de Guernica Pablo Diego José Francisco de Paula Juan Nepomuceno María de los Remedios Cipriano de la Santísima Trinidad Ruiz y Picasso staat nauwelijks te boek als een politiek kunstenaar. Ten tijde van de opstand woonde hij in Parijs en was hij artistiek directeur van het Spaanse paviljoen op de wereldtentoonstelling aldaar. Het verhaal gaat dat het nieuws over het bombardement op het stadje Guernica hem dusdanig aangreep, dat hij opeens politiek werd en de eerste schetsen van zijn Guernica vliegensvlug voltooide. Het werk werd eerst op zijn atelier voorbereid en daarna naar de wereldtentoonstelling overgebracht en daar afgewerkt. Het proces werd op de voet gevolgd door Dora Maar, die alles fotografeerde. Op een serie karikaturen van Franco na, heeft hij later nooit meer politieke kunst gemaakt. Over de Guernica hoeven we het niet meer te hebben, dat is bekender dan de Spaanse burgeroorlog zelf. Robert Capa, Hongaars oorlogsfotograaf en cameraman Endre Friedmann, aanvankelijk samen met Gerda Taro en later alleen figurerend onder de naam Robert Capa. Pionier van de oorlogsfotografie die de leus lanceerde dat als je foto niet goed genoeg was, je simpelweg niet dichtbij genoeg was. Hoewel je geneigd bent dat heel letterlijk op te vatten (Capa fotografeerde de invasie van Normandië vanaf het strand, hetgeen impliceert dat hij er als een van de eersten voet aan strand zette) is dit waarschijnlijk overdrachtelijk bedoeld: zorg dat je het vertrouwen wint van de gefotografeerde en de eerlijkheid toont alles. Op 5 september 1936 maakte Capa de meest iconische foto van de Burgeroorlog, die later bekend werd als 'de vallende soldaat' (officieel "Loyalist Militiaman at the Moment of Death, Cerro Muriano, September 5, 1936"). In De vlinder leest u hoe het echt zat. Capa richtte fotoagentschap Magnum op en overleed in 1954 toen hij op een mijn in Indochina stapte. Nico Rost, criticus, vertaler, judas, journalist Rost woonde in Berlijn en vertaalde daar veel werk van linke en Joodse auteurs. In 1933, snel na Hitlers machtsovername, verdween hij in een concentratiekamp. Toen hij weer vrij kwam, vertrok hij terug naar Nederland en kon daar uit eerste hand getuigen van de gevaren van het fascisme. Zijn vertaalwerk van Döblin, Mann en Feuchtwanger is van groot belang geweest, zijn rol in het zwartmaken van zijn jeugdvriend Jef Last (ze zaten ook samen in de redactie van het tijdschrift Links richten, 1931-1932) is van bedenkelijk allooi. In de oorlog verdween hij wederom in een concentratiekamp, waarover hij het indringende Goethe in Dachau schreef. Federico García Lorca, Spaans dichter, toneelschrijver De politiek bewuste en zeer befaamde Spaanse dichter en toneelschrijver werd al vroeg in de Burgeroorlog slachtoffer van een zuivering. Naar verluidt werd hij geëxecuteerd met twee kogels in zijn aars – vanwege zijn geaardheid. Postuum verscheen de bundel Dichter in New York , waaruit de titel van deze roman werd gelicht: zie het omineuze gedicht ‘Vuelta de paseo'.) ​ NA DE WANDELING Terechtgesteld door de hemel. Tussen de vormen die neigen naar de slang En de vormen op zoek naar het kristal Zal ik mijn haar laten groeien. Met de stompboom die niet zingt En het kind met het witte gezicht. Met de diertjes met de geplette kop En het haveloze water van de droge voeten. Met alles wat doofstom doodop is En de vlinder verdronken in de inktpot. Struikelend over mijn elke dag verschillend gezicht. Terechtgesteld door de hemel! ​ Federico García Lorca, vert. Bart Vonck José Bergamín, Spaans intellectuele brug tussen katholieke kerk en socialisme ​ Generaal José Miaja, Spaans officier, sluwe vos, bevelhebber van Madrid ​ Menno ter Braak, essayist, criticus, filmpionier, schrijver ​ La Pasionaria, ps van Dolores Ibarruri, Spaans communist en vermaard redenaar ​ Anton Mussert, partijleider NSB ​ Martha Gellhorn, Amerikaans reisjournalist, leerde het vak in Spanje ​ John Dos Passos, Amerikaans schrijver ​

  • Recensies van Joy | Patrick Website

    Recensies en besprekingen van Joy Sebastiaan Kort in NRC 26 oktober 2012. ... totdat duidelijk wordt dat Bassant zijn boek bewust door een clown met een pesthumeur laat vertellen om het allemaal nog grimmiger te maken... **** [klik hiernaast voor volledige tekst] Bart Vervaeck in Leeswolf 30 november 2012: ... een roman met vele gezichten: het boek is een poëticale bespiegeling (met kunsthistorische uitweidingen over Rodin), een satire op onze holle beeldcultuur, een groteske doortrekking van de logica waarmee wij ons inleven in de ander. Dat alles leidt nooit tot een ingewikkeld of onoverzichtelijk geheel. ... ingenieus en interessant debuut... [klik hiernaast voor volledige tekst] Hugo Bousset in DW B 2013 nr 5 ... Maar Bassant trapt niet in de debutantenval. Hij schrijft een epiloog, die alles opnieuw op losse schroeven zet en mijn zekerheden weghaalt, waarvoor ik dankbaar ben. ... Patrick Bassant heeft een zeer intelligente roman geschreven, die vele leeswijzen verdraagt en zelfs vereist. Marc Cloostermans op zijn blog 4 en 5 september 2013: ... Bassants roman is een prettig eclectisch project, met uitweidingen over Rodin en de “moslaag” van betekenissen die zich op kunst kan vastzetten. Een heel Belgische roman, met knipoogjes naar ons culturele erfgoed. Zo is het voorziene einde van Joy (nl. te sterven als beeld) een duidelijke verwijzing naar het onvoltooide stripverhaal Kuifje en de Alfa-kunst . ... Er wordt wel eens beweerd dat er amper nog literaire romans voor mannen verschijnen. Nochtans, met La Superba en Joy hebben we hier twee recente boeken die het vrouwelijk lichaam als onderwerp hebben. Marnix Verplancke in: Knack Focus 9 januari 2013: ... een bijzonder originele roman die vol zwarte humor en kwaadaardige fantasie de zoektocht naar het perfecte kunstwerk beschrijft. **** Joost van der Vleuten op Literair Nederland.nl : Joy is een uitermate eigentijds literair werk, inclusief felrealistische scènes, straattaal, postmoderne montagetrucks en downloadbare soundtrack. Maar hij gaat over kunst, schoonheid en onvergankelijkheid en ruikt naar de 19e eeuw: Rodin, De Nerval, Baudelaire en Brussel. In zijn debuut weet Patrick Bassant uit die uiteenlopende ingrediënten een spannende en prikkelende cocktail te shaken. Noor van der Heijden op Passionate Magazine: . .. Bassant zet de lezer aan het denken. Dat maakt dit boek indringend. Kan de zucht naar erkenning echt zó sterk zijn dat iemand bereid is ervoor te sterven of te doden? Ja, dat kan. Dat wist de lezer eigenlijk al, maar nu dit lot een jong meisje treft, wordt het pas invoelbaar. Zo wordt Joy ook een cynische vertelling over eenzaamheid en uitzichtloosheid. Bassant is een scherpe observator. Hij vertelt zijn verhaal met vaart en wrange humor en toont lef. Kortom, een schrijver om in de gaten te houden. Lisa van Erp op 8weekly 4 maart 2013 ... Wanneer een roman begint met een citaat van de negentiende-eeuwse romanticus en zelfmoordenaar Gérard de Nerval, verwacht je vervolgens geen straattaal, fetishfeesten en een exhibitionistisch meisje dat schreeuwt om aandacht. Toch weet debutant Patrick Bassant deze elementen met elkaar te vermengen tot een verontrustend en bijtend verhaal over kunst, beeldcultuur en eenzaamheid. Bassant werpt wezenlijke vragen op, maar verpakt deze in een snel jasje vol humor en prikkelend sarcasme. **** Cara Ella S.N. Bouwman op The Post Online 10 mei 2013 : ... Joy is een vlot geschreven, spannend, onthullend maar ook een rauw boek. ... een spannende thriller... Steven Lucke op The Post Online 1 oktober 2012 : ... Grootstedelijke atmosfeer, prettig cynisme en subtiele maar bijtende humor, het is niet elke schrijver gegund deze ingrediënten succesvol te combineren in een debuut. Helemaal gevrijwaard van kritiek blijft het boek echter niet, de hoofdstukken gevuld met kunstgeschiedenis zijn wat saai en halen het tempo uit het verhaal. Toch is het Patrick Bassant gelukt om met zijn eersteling Joy een roman te schrijven die -zeker in de Nederlandse literatuur- doet verlangen naar meer boeken met een dergelijke donkere ondertoon. Maaike de Boer op De leesfabriek 6 januari 2013 ... vlot en eigentijds ... een donkere ondertoon... Mariska Jelten op Recensieweb 14 januari 2013. ... geweldig debuut...

bottom of page